Met Heroes sluit fysiek theatermaker Igor Vrebac de trilogie over mannelijkheid en vrouwelijkheid af die hij begon met twee mannen in Macho Macho en vervolgde met man en vrouw in Træns. Nu is het de beurt aan de vrouwelijke energie, die gestalte wordt gegeven door Inbal Abir, Nicole Geertruida en een ontketende Nina Fokker. Ze blijken over een onuitputtelijk uithoudingsvermogen te beschikken, maar laat dat niet de conclusie zijn van deze bespreking. Dat zou onbevredigend zijn.

Eerst zijn er de ogen. Aan twee zijkanten van een gouden dansvloer staan de drie vrouwen klaar in goed gesneden kostuums (gemaakt door Mirte Engelhard). En ze kijken. Ze kijken naar ons, ze kijken naar elkaar. Een frummelt er wat met een haarlok, een ander glimlacht obligaat. De derde slaat de ogen even neer en kijkt ons dan opnieuw aan, de schouder een beetje hulpeloos optrekkend. En dan weer los.

Zo gaat dat als je ergens staat te wachten tot het gaat beginnen. En alles duurt dan eindeloos lang. Een feest, een date, het is eigenlijk in de eerste fase niet om door te komen. Je zit veel te veel in je hoofd, je ogen voeden je beverige vermoedens dat de ander zal afkeuren wat je doet en dus blijf je scannen, berekenen, beredeneren. Controle. Vooral geen gekke dingen doen. Is dat vooral een vrouwelijk trekje? Ik herken het, maar ja, ik ben een vrouw. Vraagje aan de lezer: hoe zit dat bij jou?

Wanneer precies de beat opkomt, is achteraf moeilijk te zeggen. Maar heel, heel langzaam komen de vrouwen in beweging. Aarzelend. Aftastend. Een ledemaat tegelijk. Een hand wil open en naar voren reiken maar wordt dan toch door het hoofd teruggefloten om weer langs het been te hangen. De lichamen cirkelen wat door de ruimte, maar nemen die nog niet in. Wat zijn ze aan het overwinnen met hun gesteggel? Je krijgt alle tijd om het je af te vragen terwijl de beat zich ontvouwt en in intensiteit toeneemt.

Waar het Vrebac en zijn vrouwen om te doen is geweest, is de vrouwelijke energie te lokaliseren en doorgronden. Waar zit die energie opgeslagen en wat doen we ermee? Erkennen vrouwen die kracht of zitten ze er bovenop en houden ze het deksel er stevig op? De drie, Fokker van de Mime-opleiding, Geertruida van de Amsterdamse Urban Contemporary-richting en Abir een aan ArtEZ geschoolde hedendaagse danseres, komen in hun groef wanneer ze hun heupen beginnen te bewegen. Alsof hun lef daar als een koude slang opgekruld lag te slapen en nu wordt opgewarmd en wakker gewiegd, zo beginnen hun blikken nu te ontdooien.

Als eerste keert de blik naar binnen, even voelen wat het ritme met het lichaam doet. Zodra het goed voelt, kun je weer gaan kijken. En dát het goed voelt, wordt overweldigend duidelijk. Uit gaat die borende blik op henzelf en elkaar en op ons. Aan gaat het lijf. De heupen slaan naar links, naar rechts, naar voren, naar achter, ze draaien soepele rondjes, ze golven van boven naar onder als bij een buikdanseres. De vrouwen kiezen hun plaats en nemen de ruimte nu echt in: de gouden dansvloer is hun natuurlijke podium. Ze laten zichzelf zien en wisselen blikken van verstandhouding met elkaar. Nu kijken ze ons aan met een zelfverzekerd ‘kijk maar’.

Wie dacht dat dit het eindstation is, de vrouw die op haar gemak raakt, heeft het mis. Gelukkig maar. Eindstation sexy zou niet oké zijn geweest. Stereotiep en ongepast. De voorstelling vraagt veel meer van haar performers en bevraagt in haar pure lichamelijkheid de tegenstelling controle – loslaten, een thema in vele levens, ook en misschien vooral die van vrouwen. Waar gaat het heen als die energie vrij mag stromen? Dat bekken, het gaat er vandoor met die drie. In deze fase wordt het werk pas echt spannend en groeit het aantal emotionele lagen; de intense overgave van de performers dwingt bewondering af, maar is ook humorvol – Nina Fokker is hilarisch in haar vergaande, hulpeloze oerdrang en lijkt niet in staat zichzelf ervan te weerhouden het complete pand omver te beuken.

Je vraagt je af hoe Vrebac en de vrouwen naar een afwikkeling gaan toewerken. Of ze ooit terug zullen keren naar een ‘normaal’ energieniveau. En omdat er tijd is, kun je stilstaan bij de mogelijkheid dat het altijd zo zou blijven. Wat als je zo de wereld, een date, een feest instapt, shooting from the hip met elke stap, BAM, BAM, kijk maar, hier ben ik met mijn vuur? De performers zelf lijken het zich ook af te vragen. Ze blijven naar elkaar kijken, maar nu moedigen ze elkaar daarmee aan. Ze stappen hier en daar even uit de monomane actie, stoppen kort om op adem te komen en storten zich dan weer vol in de beweging.

Maar gaandeweg gaat het met ze op de loop. Ze hebben het niet fijn. Ze zijn zichzelf niet de baas.

Dan heeft componist Tonny Nobel nog een troefkaart in zijn mouw. Op het moment dat het bewegen van de vrouwen uitzichtloos lijkt geworden, de humor is vervlogen en je met pijn ergens in je binnenste zit te kijken naar zoveel primaire drift, dwingt zijn compositie de beukende lichamen anders te bewegen. De slang rijst omhoog en zijn energie strekt zich uit langs de hele ruggengraat, van het bekken tot het hoofd. De voeten staan weer stevig op de gouden vloer. Hun stemmen klinken. De vrouwen lachen. De vrouwen huilen. Alles draait. Alles stroomt.

Foto: Menno van der Meulen