Julidans programmeerde twee door Vlaamse choreografen gemaakte voorstellingen waarin de Goldbergvariaties van Johann Sebastian Bach de muzikale leidraad vormen: The Goldberg Variations, BWV 988 van Anne Teresa de Keersmaker / Rosas met pianist Pavel Kolesnikov, en op 7 en 8 juli The Goldberg Variations van Platform-K. Ik zag de uitvoering van deze laatste op 8 juli in de Grote Zaal van Internationaal Theater Amsterdam. De makers lijken hun voorstelling plat te slaan met uitleg, maar dat ligt toch genuanceerder.

Kijkend en luisterend naar de voorstelling van Platform-K, het gezelschap rond choreograaf Michiel Vandevelde dat professionele dansvoorstellingen maakt met mensen met en zonder een beperking, dansen de gedachten over het idee van democratie door mijn hoofd. Het zaadje plantten de makers zelf met hun publiciteitstekst, die ik las en probeerde weer te vergeten om open te kunnen kijken. Maar op alle elementen van de voorstelling is dit begrip toegepast: de dans zelf, de groep mensen die haar uitvoeren, de scenografie, de keuze van het instrument en de kadrering van de voorstelling.

Om met dat laatste te beginnen: aan het begin en bij het applaus verschijnen de dansers nadrukkelijk als zichzelf. In hun eigen kleding en zonder make-up. Zo geven ze aan de start elk een korte introductie over de voorstelling en zichzelf. Voor Amanda Barrio Charmelo, danseres met een formele dansopleiding, gaat de voorstelling over de dansgeschiedenis. Voor Oskar Stalpaert, danser met het Downsyndroom die doorbrak met een viral filmpje waarin hij danst voor het station van Gent-St. Pieter, drukt de dans onder meer de elementen uit, en Michiel Vandevelde zoekt naar manieren om een democratisch dansidioom te bouwen sinds hij in zijn jeugd de dansvernieuwer Steve Paxton zag.

Het voelt misschien een beetje mal om de performers te horen uitleggen waar de voorstelling over gaat of wat de dans betekent. Maar toch. Het abstracte karakter van dans kan er ook voor zorgen dat je als kijker denkt te moeten zoeken naar ‘de ware’ betekenis van wat je hebt gezien. Door de dansers alle drie heel verschillend over hun eigen voorstelling te horen spreken, wordt direct duidelijk: er is niet één ware betekenis. De makers zelf vangen die niet eens. Zij geven hun inbreng en waar dat toe leidt in het grote geheel, dat hebben ze niet helemaal in de hand. Laat staan wat het bij de kijkers teweegbrengt.

Zo zie ik: twee lange dansers en een niet-zo-lange die het paardensprongetje uit de clip van Gangnamstyle dansen, twee mannen die allebei grote rondes over de enorme dansvloer rennen en allebei door een heup zakken in de disco-stand, en een vrouw die in doorschijnende blouse en fladderbroek met een barrage aan hoge sprongen de zwaartekracht uitdaagt. Ik zie filmbeelden van twee soorten groepsbeweging: groepsdansen en demonstraties. En bij dit alles hoor ik het haast ongelofelijke accordeonspel van Philippe Thuriot, die de aria en dertig ‘veranderingen’ in het werk van Bach bewerkte voor zijn instrument. En ik ben telkens verrast.

Dans als podiumkunst is meer dan het klassiek geschoold bewegen. ‘Mit zwei Manualen’ kan ook slaan op het pianoklavier en de bassen van de accordeon. Vrijheid van demonstratie geldt voor het hele spectrum aan zaken. Wat van belang is, is dat elke danspas, elke zucht uit de balg, elk spandoek bijdraagt aan de voortgang van het geheel, dat altijd maar weer door beweegt. Tegen het einde verschijnt Hannah Ahrendt in een bekend televisie-interview met Günter Graus. Ook zij, die de gruwel van het hele nazisme bestudeerde door zich te richten op één man, zegt het: de mens moet handelen, maar kan nooit helemaal overzien waar dat toe leidt, omdat de handeling altijd gebeurt binnen het grotere weefsel van een groep.