Een meisje wordt verkocht aan een oudere heer en erft vervolgens al zijn bezittingen. Een jongen verlaat zijn ouderlijk nest, hij trekt de wereld in. Amper een stap in die wijde wereld gezet wordt hij meteen al verliefd op het meisje. Zo belanden twee buitenbeentjes per ongeluk in een hechte gemeenschap, beiden op zoek naar verbinding, een perfect liefdesverhaal. Behalve dat het dat niet is. Zij valt niet op hem, dat heb je soms.

De tuin achter café De Groene Weide in Hoorn is tijdens Oerol door de Veenfabriek met veel plastic, fluor en glitter omgetoverd tot buitenissige habitat waar menig Terschellinger vermoedelijk niet al te blij van zou worden. Er is een geïmproviseerd podiumpje, borden patat gaan rond, het binnen druppelende publiek wordt vrolijk nagejouwd, muziek schalt over de boxen. Dan wordt het meisje geïntroduceerd, Rozenhart. Als een stuk vee wordt ze verkocht aan de oude heer, die haar zijn dochter noemt. Een dochter op zijn oude dag, dat ziet hij wel zitten. Dan sterft hij.

Dat had de tot dan toe goedkeurend toekijkende en lachende gemeenschap niet verwacht, en dat zij vervolgens aanspraak zou maken op al zijn vermogen al helemaal niet. Een onrecht dat bevochten dient te worden. Ze proberen haar via de juridische weg alles af te nemen, of haar slinks in te palmen. Rozenhart blijkt ongevoelig voor alle strategieën, gelaten maar vastbesloten pakt ze waar ze recht op heeft.

Niemand heet Rozenhart gaat over het toe-eigenen van vermogen, vriendschap en liefde. Zoals de gemeenschap probeert de nalatenschap van de oude man te bemachtigen, probeert de jongen zich haar liefde toe te eigenen. In een wereld van onbeschaamde opportunisten, halfslachtige principes en vermeende vriendschap, probeert iedereen te bedenken waar hij of zij nu eigenlijk recht op heeft.

Dit weerbarstige antisprookje wordt door regisseur Joeri Vos in een (expres) chaotische en schreeuwerige speelstijl gegoten. Koos Terpstra’s tekst is overvol, verrassend maar uitwaaierend en ongefocust. Er zijn scènes met rappende rechters, en een uitdijende ‘oermoeder’, publiek wordt in een grootschalige fraudezaak betrokken, soms veranderen de personages prompt in (boerderij)dieren, Rozenhart wil ondertussen weten wat liefde is en de zwijmelende jongen om haar heen kan haar, hoe graag hij ook zou willen, geen bevredigend antwoord geven.

Zowel tekst als regie zetten expliciet in op chaos en ontregeling en vermijden verstilling. Het levert vaak vooral schreeuwerig toneel op, waarin Rozenhart met moeite probeert haar hoofd boven water te houden. Dat gevoel van zoeken naar intimiteit en verbinding in een wereld waar je geen grip op krijgt en waar houvast voortdurend tussen je vingers doorglipt, wordt daardoor treffend invoelbaar gemaakt, al is het op enig moment wel erg veel van het goede. Als halverwege de voorstelling de arena van opportunisme, winstbejag en egocentrische individuen die zich als hechte gemeenschap voordoen is uitgetekend, is Niemand heet Rozenhart nog een tijd een weliswaar verrassend en vrolijk theaterfeest, maar valt er inhoudelijk niet meer veel te halen.

Foto: Isabelle Renate la Poutré