Een satirisch sprookje, een hilarisch woordenspel, een sarcastische zedenschets: met Georg Büchners Leonce en Lena kun je vele kanten op. Het stuk gaat over (machts-)politiek, het flirt met romantiek, het druipt van de ironie en het is ook nog eens een liefdesverhaaltje met een Shakespeareaanse twist.

Die oeverloosheid geeft degene die met de tekst aan de slag wil alle vrijheid om naar hartenlust accenten te leggen op thema’s die in zijn kraam te pas komen. ’t Barre Land koppelt het stuk aan Arthur Schnitzlers Liebelei en maakt van dit tweeluik vooral een hilarisch acteerfeestje onder het motto ‘Es ist leicht das Leben schwer zu nehmen. Aber schwer es leicht zu nehmen’. Met een onverwachte, verwarrende rol van de jonge actrice Luca Bryssinck (25) die sinds de zomer deel uitmaakt van het gezelschap.

Niet geheel onverwacht bij ’t Barre Land begint de voorstelling bijna ongemerkt. Op de wanordelijke speelvloer (wat formica-tafeltjes met wijnglazen, champagneflessen en taartbordjes, op de grond zinken emmers met rode rozen) zijn de spelers bij binnenkomst van het publiek doende de laatste voorbereidingen te treffen, zo lijkt het. Stef van Es pielt een beetje op zijn gitaar, Vincent van den Berg schuift met wat lichtknoppen, Margijn Bosch begroet een bekende in de zaal.

Maar dan al, hoewel het in de drukte niet echt opvalt, lijkt Luca Bryssink zich niet echt thuis te voelen tussen deze mensen. Bijna te laat trekt ze een oversized colbert aan over haar gedecolleteerde topje en probeert ze haar afzakkende broek met een stuk touw op zijn plaats te houden.

Dan, plots, begint Czeslaw de Wijs te vertellen over hoe hij in een geheim laatje van zijn secretaire twee pakken papier vond. Daarop bleken de twee toneelstukken te staan die deze avond gespeeld gaan worden. Het ene, dat van Büchner uit 1842, het andere uit 1896. Fabulerend stelt hij zich vragen over die twee stukken. Was Liebelei misschien een antwoord op Leonce en Lena? Zien we hier de estheticus versus de ethicus? Vragen die gesteld worden maar niet beantwoord. Een opmaatje, meer is het niet. Een soort dramaturgische verantwoording die zichzelf tegelijkertijd weer onderuit haalt. We moeten het leven immers niet ál te serieus nemen.

‘Verder nog iets?’, vraagt Van den Berg dan ook op een zeker moment. Oftewel: mogen we nu eindelijk beginnen?

‘Nee, dat was het’, antwoordt De Wijs.

Waarna ze inderdaad los kunnen. En gaan. Met Margijn Bosch die als Leonce alle registers van haar acteertalent bespeelt, met Jorn Heijdenrijk die, alsof hij alles ter plekke verzint, de even hilarische als filosofische teksten van zijn knecht Valerio uitspreekt. Het is over de hele linie hogeschool acteren, met onverwachte klemtonen op plekken waar je ze niet verwacht en die daardoor juist de dubbelhartigheid van de personages blootleggen. De wereld hangt van list en bedrog aan elkaar, zelfs de melancholie is schijn.

In dit grimmige sprookje loopt Bryssinck enigszins verdwaald rond, alsof ze er niet echt bij hoort. Het is betekenisvol dat ze de hele voorstelling door aan haar colbertje sjort, alsof ze expres een niet passend kostuum aangemeten heeft gekregen. Als Lena is haar rol bescheiden wat tot uitdrukking komt in de vertwijfelde opmerking dat ‘ze gewoon een offerlam is’. En precies daar raakt Büchner aan Schnitzler, want in Liebelei is ze Christine die, nadat haar liefje Fritz omgekomen is in een duel, in een bewonderenswaardig ingehouden slotrede haar intense verdriet uitspreekt. Het is doodstil, de andere personages kunnen niets anders dan schaamtevol luisteren als ze zegt dat ze ‘slechts tijdverdrijf was’.

En net zoals de voorstelling begon met spel en werkelijkheid die door elkaar liepen, zo eindigt ze. Om het applaus in ontvangst te nemen moet Bryssinck door Bosch meegetroond worden. Zodra de mogelijkheid zich voordoet maakt ze zich uit de voeten. Een offerlam was ze, niet meer dan tijdverdrijf. Buiten wacht het echte leven. Waar ze natuurlijk ook van een koude kermis thuis komt want daar is het net zo’n gekkenhuis.

Foto: Sofie Knijff