Krankheit der Jugend blijkt in de opvoering van ’t Barre Land – een kleine eeuw later – nog steeds de essentie te omvatten van een gekwelde generatie jongeren. Doordrenkt met zelfzuchtig melodrama, existentiële weemoed en soms kinderlijke ambities worden de retorische dialogen van de Oostenrijkse toneelschrijver Ferdinand Bruckner op grondige en vermakelijke wijze nieuw leven ingeblazen. 

‘Eenzaamheid. Tot gekmakens toe. En als dat wat oplevert, haal ik dáár mijn genot uit.’ Dit neerslachtige statement van Irene – een toegewijde en competitieve geneeskundestudente – vat ongeveer het klimaat samen in een studentenhuis tijdens de eerste helft van het interbellum. Petrell, die ooit een grote roman hoopt te schrijven, geeft duidelijk weinig om de gemoedstoestand van zijn huisgenote. Hij geeft vooral om zichzelf. De andere studenten overigens ook. Zelfs degenen die in de eerste instantie tekenen van empathie tonen, blijken vooral verzwolgen door hun eigen onzekerheden en onvermogen. De bijna koortsachtig uitgevoerde gesprekken tussen de jongelingen, waarbij niemand écht naar elkaar lijkt te luisteren, scheppen een gevoel van vervreemding. Van elkaar, van de wereld en van zichzelf.

Lucy de huishoudster extreem boeiend neergezet door Margijn Bosch zorgt met haar naïeve speelsheid voor de nodige levenslust. Dezelfde naïviteit die er op den duur voor zorgt dat ze gaat stelen en zich prostitueert voor de machtsbeluste en denigrerende Freder (Vincent van den Berg). Deze laatste lijkt te overleven op het kwellen van zijn huisgenoten en gelooft dat de studentes eigenlijk twee keuzes hebben na hun studie: trouwen of zelfmoord plegen.

De drie studenten geneeskunde, Desiree (Isabelle Houtzagers), Marie (Jacobien Elffers) en Irene (Luca Bryssinck), zijn ondertussen in gevecht met hun eigen demonen. De ene ziet haar kindertijd als enige zingeving van het leven, de andere twee zijn in gevecht om Petrell (Yorke Mulder-Bhangoo), een lichtelijk zelfingenomen en passieve schrijver in spé.

De spelers geven de personages nonchalant om beurten het woord, in een verder weinig inspirerend of dynamisch decor. In de met houten balken omgeven ruimte staan in de hoeken alleen twee sombere tafeltjes met wat servies. De dialogen krijgen alle aandacht en eerbied met een stevig opgevoerd tempo. Hierbij lijken de spelers er allen in te slagen om een soort dissociatie met de werkelijkheid uit te beelden. Alsof geen enkel woord dat ze uitspreken er daadwerkelijk toedoet.

Opvallend is dat de wisselwerkingen tussen de personages door te trekken zijn naar hedendaagse situaties en verhoudingen. Bijvoorbeeld door het feit dat de posities van de vrouwen – met grootse ambities en seksueel vrijgevochten – niet in het geding lijken te zijn. Tegelijkertijd is het niet wonderbaarlijk dat studenten in een studentenhuis een aantal decennia geleden grofweg dezelfde patronen vertoonden. Concurrentie, machtsmisbruik en ongezonde seksuele tendensen zullen geen onbekende fenomenen zijn in een huis met een groep jonge bewoners.

’t Barre Land heeft hier echter een momentum te pakken. Met oog op de huidige sociaal-maatschappelijke debatten, de economische crisis en de onstuimige woningmarkt is het niet moeilijk om een vergelijking te trekken met de schemerige uitzichtloosheid die de boventoon voerde in de jaren twintig van de vorige eeuw. Het sluimerende cynisme van de personages zal het huidige jonge publiek bekend voorkomen.

Hoe meer de tijd vordert, hoe dieper de personages in hun weemoed lijken te zakken. Het vogelgefluit dat zich op de achtergrond laat horen doet echter beseffen dat na elke golf van wanhoop, crisis of hartzeer er altijd weer een nieuwe dag aanbreekt: een nieuwe kans om niet krankzinnig te worden.

Foto: Sofie Knijff

Credits

Krankheit der Jugend – ’t Barre Land
van en met Vincent van den Berg, Yorke Mulder-Bhangoo, Luca Bryssinck, Margijn Bosch, Jacobien Elffers, Isabelle Houtzagers, Czeslaw de Wijs publiciteit Esra J. Merkel zakelijk leider Ezra Bredius dramaturgie Lotus Friede grafisch vormgeving Herman van Bostelen