‘Ek blaas ni wit die winti mee, die winden follo mi.’ Tegen een panoramisch uitzicht van strand, Noordzee en een felle avondzon, lijdt een kapitein schipbreuk. Niet alleen zijn vaten vol vervuilde olie gaan verloren, ook zijn eigen, vrij abjecte idealen gooit hij na een hallucinante koortsdroom op de valreep overboord.

Na Dijkdrift (2016) en Aardappelvreters (2018) – die beide, net als deze productie, in première gingen tijdens Festival Karavaan – sluiten de gezelschappen Silbersee en Gouden Haas, in samenwerking met Slagwerk Den Haag en Consensus Vocalis, een operadrieluik over ‘oer-Hollandse’ thema’s af met een niet mis te verstane sneer richting de Nederlandse handelsgeest, u weet wel, de VOC-mentaliteit.

Kaapdiegoeiekoop is een voorstelling die gaat over de grote krachten in de huidige samenleving: de natuur, het kapitalisme, activisme, het toe-eigenen van land, geld, macht en taal. De kapitein, die liever sterft met ‘een vette pens, dan met een gouden moraal onder de armoedegrens’ is onmiskenbaar de bad guy, die per saldo op weinig sympathie kan rekenen: ‘ek nam geld e grondstoffe, goud e sielen, fraat e taal, ja selfs de taal hef ek gerooft, e makte et mi eigen’.

De voorstelling spreekt muzikaal (compositie: Frank Wienk) veel registers aan, van meerstemmige koorstukken, progressieve hiphop tot een opzwepend shownummer met een mechanische autotune. Regisseur Gienke Deuten maakt fantastisch gebruik van de lange lijnen en de diepte van de prachtige strandlocatie en Jibbe Willems goot zijn libretto in een mengeling van talen die gesproken worden in voormalige Nederlandse kolonies: van Papiaments, Sranantongo en Zuid-Afrikaans tot Indonesisch.

Alle ingrediënten voor een boeiende avond muziektheater, en tóch is Kaapdiegoeiekoop lange tijd een vooral statische zit. Dat komt met name omdat het centrale conflict – persoonlijk gewin (de kapitein) tegenover verantwoordelijkheid voor de wereld om je heen – al snel is uitgetekend en vervolgens weinig reliëf krijgt. Zo veelzijdig in vorm, zo eenduidig is de opera inhoudelijk. Als geheel is de voorstelling bovendien wel érg gewichtig. Zelden is er iets van lucht of wordt er een glimlach aan de kijkers ontlokt – ondanks de toch flink wat geestige taalvondsten die Willems in het idiolect van zijn personages verstopte.

In en rondom galmende zeecontainers en lege olievaten, wordt de kapitein als in een Griekse tragedie toegesproken door koren, zijn zwangere vrouw aan de vaste wal, ministers, de rederij, zelfs Greta Thunberg komt als een hedendaagse Cassandra voorbij. En al werkt Guus van der Steen zich als kapitein wankelend door het mulle zand, heel lang blijft hij standvastig. Pas op het einde komt er een inzicht, schijnbaar ineens, en maakt hij één, zelfs twee grote omslagen. Maar of het nog op tijd is? De olie wordt tenslotte duur betaald.

Kijk bij DeClaus Theatertekstkritiek voor een bespreking van de tekst van Jibbe Willems door Evelyne Coussens. Foto: Bowie Verschuuren