De nieuwe productie van Tosca van de Nederlandse Reisopera begint zeer ongebruikelijk met enkele gesproken zinnen waarin een politiefunctionaris de opdracht krijgt beelden uit de Sant’ Andrea della Valle van eerder die dag terug te spelen. Ruim twee uur en veertig minuten later eindigt de opera onverwacht op gebruikelijke wijze met de sprong van Tosca. In die honderdzestig minuten zien we een spel met waarneming en tijd, gefilmd beeld en live handeling dat intrigeert maar lang niet altijd overtuigt.

Het verhaal van de opera heeft een hoog #MeToo-gehalte. De schilder Mario Cavaradossi helpt Angelotti, een ontsnapte politieke gevangene, aan een schuilplaats om zo uit handen te blijven van de sadistische politiechef Scarpia. Cavaradossi’s vriendin, de zangeres Tosca, zet onbedoeld Scarpia’s mannen op het spoor van haar vriend. Scarpia laat daarop Cavardossi martelen maar belooft Tosca dat hij hem zal laten gaan, mits zij de nacht met hem wil doorbrengen. Tosca stemt toe nadat Scarpia haar een vrijgeleide geeft en belooft dat Mario een schijnexecutie krijgt. Vol minachting doodt Tosca hem daarop, maar de executie blijkt allerminst schijn.

De beroemde criticus Julius Korngold noemde Tosca ‘martelkamermuziek’, Benjamin Britten vond het geheel ‘van een ziekmakend leegte’ en Joseph Kermann deed het werk af als ‘a shabby little shocker’. En inderdaad, echt diepgravend is het libretto van Tosca niet. Dankzij de zeer dramatische muziek van Puccini is dat geen enkel probleem. De zeer ervaren David Parry leidde het Orkest van het Oosten vooral zeer solide, met ook aandacht voor de vele fragiele passages, maar ontlokte aan het orkest te weinig Italiaanse passie.

De jonge Britse regisseur Harry Fehr plaatst Tosca niet in het Rome van 1800, maar in een moderne politiestaat waar elke openbare ruimte constant met camera’s bewaakt wordt en alles wordt vastgelegd. Terwijl op het commandocentrum de beelden worden bekeken, wordt de handeling gespiegeld op het podium door de zangers. Timing is daarbij essentieel, want het filmbeeld is niet live, maar eerder opgenomen op het dak van een parkeergarage en in de Bergkerk in Deventer.

Hoewel gefilmd beeld en de live handeling niet tot in detail synchroon lopen, is dat niet het probleem van het eerste bedrijf. Dat het hyperrealisme in zowel film als de live handeling in het al even hyperrealistische commandocentrum geen interactie heeft wel, waardoor de verdubbeling van het beeld weinig toevoegt en geforceerd overkomt. De mooiste scène uit de hele opera, het Te deum, oogt ondanks de prestaties van Consensus Vocalis en een speciaal voor deze productie samengesteld kinderkoor chaotisch.

Dat wordt pas echt duidelijk als in het tweede bedrijf – dat zich daadwerkelijk afspeelt in een politiebureau – Scarpia wél behendig gebruikt maakt van eerder opgenomen beeld, kijkt (soms met muteknop ingedrukt) naar de cantate die Tosca zingt en even later haar als dreigement de plaats toont waar haar geliefde Mario geëxecuteerd zal worden als zij niet zwicht voor zijn avances. Hier versterken film en handeling elkaar en hier schitteren de drie hoofdrolspelers: Noah Stewart (Mario Cavaradossi), Kari Postma (Tosca) en bovenal Phillip Rhodes (Scarpia) die ultiem machtsmisbruik toont. Fraai gezongen, zeer overtuigend geacteerd en met veel oog voor detail perfect geregisseerd.

Het derde bedrijf begint eveneens ijzersterk met Bernaddeta Astari, hier geen herder maar een werkster die het lijk van Scarpia, door Tosca achtergelaten in zijn bureaustoel, bij het schoonmaken vindt, maar na van de schrik te zijn bekomen stilletjes het commandocentrum verlaat. In het resterende deel wordt de verdubbeling van het beeld uit het eerste bedrijf gevolgd, met dezelfde problemen. De verrassende slotscène waarin de beeldschermen plaatsmaken voor de leegte waarin Tosca springt, blijkt het sterkste beeld van de avond.

Foto: Marco Borggreve