Al jaren selecteert Rudolphi Producties een of meerdere afstudeervoorstellingen op het ITS Festival in Amsterdam voor Het debuut. Het levert consequent spannende theateravonden op, waarin je jonge makers ontmoet waar je vaak nog veel van blijft horen. 

Neem het fysieke theatercollectief La Isla Bonita (2015), dat met hun gelijknamige voorstelling op onwaarschijnlijk spannende wijze vluchtelingenproblematiek en ritmische gymnastiek aan elkaar wist te verbinden. De groep heeft inmiddels alweer vijf voorstellingen op haar conto, and counting. Of de eigenzinnigheid van Tarik Moree en Tim Olivier Somer (2018), die vijftien regisseurs strikten om hun afstudeervoorstelling te ensceneren. Dit voorjaar heeft de jury drie makers uitgekozen, die met hun afstudeerwerk ruim een maand lang het land door mogen: Caro Derkx, Kathlyn Wuyts en Arber Aliaj.

Deze wederom zeer geslaagde editie van Het debuut bestaat uit drie relatief sober geënsceneerde, maar inhoudelijk zeer uitdagende stukken. Alle drie de makers vinden een nagenoeg uitstekende balans tussen het prijsgeven en het achterhouden van informatie, waardoor elke voorstelling naderhand nog lang blijft doorwerken. Dat is, zeker voor zulke jonge makers, een zeer grote verdienste.

In de theatrale mockumentary Me, Myself and Sir Roger Scruton reconstrueert Caro Derkx (Toneelacademie Maastricht) een aantal (gefingeerde) ontmoetingen met de conservatieve filosoof Roger Scruton – leermeester van onder andere Thierry Baudet. Ze is aanvankelijk gefascineerd, maar raakt gaandeweg steeds meer bevangen door deze persoon en zijn gedachtengoed.

Derkx giet haar voorstelling in de vorm van een documentaire, waarin ze zelf terugblikt op de reeks gebeurtenissen. Dat geeft de voorstelling iets illuster deterministisch. Als naïef-ambitieuze theaterstudent wil ze eens verder kijken dan die alomtegenwoordige linkse bubbel waar ze in leeft. Ze praat zichzelf naar binnen bij de Bodleian Library in Oxford – ze wil omgeven zijn door grote schrijvers en filosofen – en in dit gesloten, elitaire bastion ontmoet ze de mysterieuze filosoof.

In een serie gesprekken – over thema’s als angst, sereniteit, nostalgie en kunst – herkent Derkx zich gaandeweg in zijn denkbeelden, zijn hang naar nostalgie en zijn liefde voor kunst- en cultuurbehoud. Derkx toont op zeer trefzekere wijze hoe bewondering ongemerkt omslaat in verafgoding en obsessie, hoe het rechts conservatisme wortel kan schieten en helemaal bezit van een jonge, eigenzinnige geest kan nemen. Langzaam, volstrekt geloofwaardig (en zeer beangstigend) zien we Derkx veranderen, terwijl Scruton haar geen seconde uit het oog verliest en haar zorgvuldig vormgeeft naar zijn eigen conservatieve normen – totdat die ook hem fataal worden.

In dit zeer intelligente denkstuk verknoopt Derkx grote politieke en maatschappelijke bewegingen met het kleinmenselijke. Haar voortreffelijke voordracht (ze werd begeleid door Thomas Dudkiewicz) en de sobere, rake enscenering getuigen van een uitgesproken en zeer ontwikkeld kunstenaarschap.

Ook Kathlyn Wuyts (Academie voor Theater en Dans / Amsterdamse Toneelschool en Kleinkunstacademie) baseerde haar afstudeervoorstelling op documentair vergaard materiaal. Voor Vaste grond interviewde ze bewoners van een serviceflat in haar geboortestad Brugge. Ze vroeg hen naar de eerste ontmoeting met een grote liefde. Het leverde een aantal mooie, soms treurige kleinoodjes op, die bij elkaar gehouden worden door een ontroerend verhaal van een bejaarde vrouw die besluit niet meer bij haar demente echtgenoot op bezoek te komen. ‘Je doet het voor jezelf’, zei de huisarts. ‘Hij weet dat niet.’

Wuyts’ performance is intiem en dicht op het publiek, dat voor een deel op stoelen op de speelvloer zit en regelmatig expliciet bij het verhaal wordt betrokken. Daarin vindt ze een mooie, oprechte vertaling van het schuchtere ongemak dat inherent is aan eerste ontmoetingen waarbij een prille vonk is overgeslagen. Ze toont zich een fijne, open speler die prachtig transformeert van jonge adolescente tot bejaarde vrouw – en weer terug. En hoewel de performance wel wat meer het gevaar had mogen opzoeken, blijf je door de hoge afwisseling en het integere spel, toch voortdurend gefascineerd.

Mooiste realisatie is dat de vrouw die besluit niet meer bij haar echtgenoot langs te gaan, daarmee ook een deel van haar leven definitief achter zich laat. Dat is bevrijdend, maar ook zeer bedroevend – twee uitersten die Wuyts in haar voorstelling op knappe wijze verenigt.

Arber Aliaj (RITCS Brussel) sluit de avond af met zijn korte drieluik De zoektocht naar schoonheid. Driemaal komt hij uit een berg aarde vandaan, en houdt een vrijwel identieke monoloog waarin hij schoonheid probeert te deconstrueren als ‘het juiste’, iets wat onweerlegbaar is, als een natuurkundig principe.

Halverwege zijn relaas komt ‘de kunst’ zelf de rede van repliek dienen: danseres Justine Prignot heeft geen woorden nodig om het verstand te ontregelen, ermee aan de haal te gaan en de schoonheid voor zich te laten spreken.

Uiteindelijk zijn het schone en het juiste niet te verenigen. ‘Er waren mensen die muziek maakten, en daarna concentratiekampen oprichtten.’ Er zijn mensen die zich mooi maken, mannen die zich zoals Aliaj met lippenstift verfraaien, maar toch niet getolereerd worden. Sommige dingen zijn nu eenmaal niet te begrijpen. Maar het verstand laat de mond niet snoeren, dat kun je niet begraven. De kunst gelukkig ook niet.

Foto De zoektocht naar schoonheid: Bart Grietens