Een oogstrelende videogame, een ongemakkelijk schokkend lichaam, een spookachtig verlichte chaos van aarde en bomen. Het visuele vormt telkens de hoofdmoot in Het debuut, het fijn afwisselende drieluik van afstudeervoorstellingen dat door productiebureau Rudolphi Producties op tournee wordt gestuurd.

 Het zal ongetwijfeld iets met de leeftijd te maken hebben: alle jonge theatermakers die nu afstuderen, zijn hun hele leven door beeldschermen omringd geweest. Het is in elk geval opvallend dat de jonge afstudeerders die hun werk tonen in Het debuut vooral laten zien dat ze over een opvallend sterke eigen beeldtaal beschikken.

In de voorstelling NXT LVL spelen visuele en virtuele media letterlijk de hoofdrol, want de voorstelling van acteurs Nick Bos, Mathieu Wijdeven en Jip van den Dool (Toneelacademie Maastricht) is een oogstrelend computerspel. Daarin stappen de drie acteurs in hun strakke witte pakjes letterlijk rond met behulp van video en een vernuftig decor.

Hoofdpersoon in die game is Number One, die, nadat hij in een tutorial is klaargestoomd, op een ruimteschip arriveert. Dat wordt al snel door een slechterik onder vuur genomen, waarna een achtbaanrit door diverse gamegenres en -werelden volgt. Dat klinkt een beetje kinderachtig maar de acteurs spelen zo knap en precies samen met het videobeeld dat je regelmatig werkelijk gelooft dat ze zich in die spelwereld bevinden. Bovendien zitten er voor de gameliefhebber allerhande geestigheidjes in de voorstelling verstopt. Zoals de rare repetitieve bewegingen die computerpoppetjes vaak maken of de irritante neiging van computergestuurde personages om soms te blijven hangen in plaats van met je mee te wandelen. En er is ook nog een vette knipoog naar de nietszeggende in slecht gespeelde scènetjes gegoten semifilosische blabla waarmee games de serie schietpartijen nog een klein beetje van een narratief sausje proberen te voorzien.

NXT LVL heeft die neiging zelf ook een beetje. De drie acteurs proberen de arcadekast die hun voorstelling is een beetje diepgang te geven door een gamende god en een verhandeling over het getal pi te introduceren. Dat is allemaal net te mager vergeleken bij de kracht van de beelden. Dan is de visuele poëzie van een door een computerlandschap zwevend lichaam vele malen interessanter.

Veel rauwer en introverter is Rhythm of the night van Marijn Brussaard. Met ontbloot mager bovenlijf staat deze afstudeerder van de Mimeopleiding achter zijn synthesizer als het publiek aan drie zijden van het speelvlak plaatsneemt. Onder het rauwe licht van de tl-balken heeft zijn hele aanwezigheid iets dieptreurigs. Hij heeft met touw een box-ring gecreëerd met op elke hoek een geluidsbox. Dit gaat een avond worden over onzichtbaar worden en overgave, zegt hij onzeker in een microfoon.

Er broeit duidelijk wat in het personage dat Brussaard speelt en hij lijkt het maar moeilijk onder controle te krijgen. In wat hij aankondigt als het eerste deel (The rhythm of the night) zet hij een bewegingssequentie in waarbij zijn lichaam schokt, zich spant en onspant, alsof het door een ander wordt bewogen, terwijl vrolijke popmuziek door de boxen dreunt. In deel twee (Round and round we go) gaat hij ongemakkelijk op zoek naar zijn seksuele driften om in het derde deel (My life, o yeah) slechts zijn intens verdrietige zelf aan het publiek te tonen.

Brussaard heeft een mooi simpele vorm en een simpel beeld gekozen om iets te zeggen over hoe het lichaam blootstaat aan donkere driften en verlangens die moeilijk onder controle te krijgen zijn. Zeker als de samenleving van je verlangt dat je het altijd maar leuk hebt, zodat openlijk lijden niet is toegestaan. Brussaard laat die buitenwereld weg en concentreert zich alleen op het lichaam dat die druk ondergaat.

Voor het publiek is dat een vrij ongemakkelijke situatie. In het tl-licht kijken naar een vreemd personage in een lijdend lichaam voelt voyeuristisch en onprettig en Brussaard neemt behoorlijk de tijd om dat ongemak te vergroten. Rythm of the night zal niet bij iedereen van het Debuut-publiek even goed vallen, dus het pleit voor Via Rudolphi dat het ook ruigere talenten mee op tournee neemt.

Ook ruig, maar iets communicatiever is de voorstelling Metamorphosen van Greet Jacobs, Linda Lugtenborg en Julie Delrue van de RITS School of Arts in Brussel. Dat communicatieve schuilt niet alleen in de prachtige beeldtaal van de voorstelling, maar ook in de lol die de drie jonge vrouwen hebben in het spelen van hun versie van Ovidius’ meesterwerk.

Dat begint al met het surreële openingsbeeld. Twee rare, schijnbaar niet al te snuggere vrouwen in korte broek en trainingsjack glimlachen vriendelijk naar het publiek met Ovidius’ boek in de hand. Iets verderop staat een derde vrouw die haar boomstronk aan een riempje aan het uitlaten is en pas bij de rest wil komen staan als de boom klaar is.

Vanaf daar racen de drie actrices door een aantal van Ovidius verhalen, maar vooral door een groot aantal mooie theatrale beelden. Ze verbeelden de oerchaos met veel aarde, boomstronken, Metallica en spaarzaam licht. Een vallende watermeloen verbeeldt een rots die een lichaam verplettert. Een mens wordt met behulp van een boomstronkje en een kleurig trainingsjack een ijsvogeltje en uit een enorme bak licht lijken drie wonderschone nimfen geboren te worden.

In die rafelige-mooie beelden komt Ovidius er een beetje bekaaid van af. De actrices razen vlot over zijn mythen heen, omdat er weer een nieuw beeld gecreëerd moet worden. Metamorphosen is vooral een kapstok voor de visuele vindingrijkheid, maar de voorstelling had juist aan diepgang gewonnen als duidelijker was geworden wat de drie zo mooi vinden aan die klassieke teksten. De voorstelling blijft nu toch vooral plaatjes kijken.

Hier en en daar kan misschien nog wat aan diepgang of aan interactie met het publiek gewonnen worden, duidelijk is wel dat de deelnemers aan Het debuut deel uitmaken van een talentvolle en interessante generatie jonge theatermakers. Als zij met zo weinig middelen al zoveel aantrekkelijk visueel geweld op het toneel weten neer te zetten, dan staan ons nog mooie theatertijden te wachten.

Foto Rhythm of the night: Jochem Jurgens