In de zeer goed bezette zaal van het Orgelpark staat geduldig een opstelling te wachten van vier grote ronde projectieschermen van meer dan een meter doorsnede, elk op een ranke standaard. Tegen de achterwand hangt een hoog projectiedoek over de hele breedte van de speelvloer. Muziekstandaards en technisch instrumentarium staan daar verspreid tussen. Vlak voor aanvang steken de musici over, nemen een muziekstandaard mee en stellen zich ergens onzichtbaar op, dan komen de twee performers die de beelden gaan creëren hun plaats innemen, en vervolgens kan het wonder beginnen waar Lichtbende het patent op lijkt te hebben.

Rob Logister en Marie Raemakers benoemen de voorstelling zelf als een licht-kunst-concert en inderdaad vormen al deze elementen tezamen een poëtische ode aan de liefde en het verlangen. Met hun projecties en animaties wordt een ware tuin geschapen waar gestileerde bloemen opbloeien, insecten paringsdansen uitvoeren, paradijselijke vogels baltsen, een laars en een hooggehakte pump elkaar in een erotisch spel achterna zitten. De kleurrijke beelden rijen zich aaneen tot een, ja, sprookjesachtige beleving, dat gevaarlijke woord is hier beslist op zijn plaats, want zelden lukt het een theatrale gebeurtenis dichterbij het begrip kunst te komen, waarbij kunst hier als een esthetische ervaring wordt gedefinieerd.

De animaties zijn van gestileerde flora en fauna, soms geabstraheerd tot onregelmatige meetkundige vormen, bij tijden volledig abstract gereduceerd tot wijzers of een raster. De beelden op de ronde schermen zijn hoofdzakelijk geanimeerd, die op het grote scherm veranderen langzamer en dienen ook als fond voor de animaties die door Logister met trefzekere strakke dynamiek geprojecteerd worden. Op gezette tijden ritmeren geprojecteerde teksten van kernwoorden in contrasterend zwart-wit de veelkleurige sequenties.

Buiten de oogstrelende visuele kwaliteiten die het ene hoofdingrediënt vormen, wordt de voorstelling vervolmaakt door dat andere onmisbare element: het concert, met zijn feilloze keuze van muzikale nummers. Composities van onder anderen Volans, Meredith Monk, Kagel, in combinatie met een verrassend fragment uit Schwitters’ Sonata in Urlauten en als surprise een langzaam smeltende, sexy uitvoering van Händel Sarabandes op een van de fraaie instrumenten waar het Orgelpark mee gevuld is, completeren deze voorstelling die voorbijtrekt alsof men bladert in een bundel poëzie.

Als publiek kun je je alleen maar overgeven aan deze naadloze combinatie van beeld en muziek. Als tegen het eind David Langs compositie Just (After Song of Songs) klinkt in een puntgave en doorleefde uitvoering, markeert dat het einde van een voorstelling waar elk element zijn eigen onvervreemdbare plek heeft gevonden. De muziekstukken lijken welhaast speciaal voor deze voorstelling gecomponeerd te zijn, ook al dateert Schwitters’ Sonata uit 1932, Händels suite uit 1706 en Kagels Rosalie uit 1983. Eindregisseur Jeannette van Steen heeft de balans in stand weten te houden tussen de vloeiende dan wel dynamische beelden aan de ene en de geconcentreerde uitvoering van de muziekstukken aan de andere kant.

Met deze voorstelling wordt de hoop in leven gehouden dat verlangen, inclusief de wanhoop die daar onderdeel van is, altijd een bron van levensvreugde moge blijven, en dat schoonheid inderdaad in staat is troost te bieden.

Foto: Lichtbende