Alles zit in de details bij deze voorstelling van Tom Lanoye en Zuidpool, en dat maakt het in plaats van imposant juist ongewoon boeiend. ‘De felomstreden kroon’ zoals de erg lange titel ervan wordt afgekort (zie de volgende paragraaf – ik geef hem maar één keer voluit) doorbreekt de verwachtingen zowel vormelijk als inhoudelijk. 

Alles is gedempt – behalve Lanoyes taal dan. Zuiver witte kleren met even witte accesoires – waartegen de discreet lichtblauwe broek van de koning en de zachtroze schoentjes van de koningin zacht afsteken. Rijen stapelbare stoelen die de acteurs de face presenteren en inperken tot voornamelijk zithoudingen. Ook de soundscape van Mauro Pawlowski dringt slechts sporadisch door, maar op een cruciaal moment weerklinkt opeens de ‘Dance du canard’ (olijk dansnummer uit de jaren ’80: is een koningshuis niet meer dan een kitcherige maskerade dan?).

Zelfs het lichtplan is bescheiden – een sterkere spot op de koningszoon toont in de laatste scène waar het gewicht komt te liggen. Tot en met het spel zelf is alles van een onderkoelde kracht – gesmoord op een amper doorbrekende snik na. Het geheel onderdragen door wat vijfvoetige jamben en hier en daar een rijm die het drama een verholen vaart meegeven. Lanoyes felle, soms grof en gore tekst licht er eens zo sterk door op.

De Engelse tijdgenoot van Shakespeare, Christopher Marlowe, stond aan de wieg van het Elisabethaans theater. Met zijn Edward II uit 1593 schreef hij het allereerste koningsdrama uit de geschiedenis, gebaseerd op een werkelijk bestaande dubieuze Engelse vorst uit de dertiende eeuw (net als bij Shakespeares Richard II, trouwens). De plot ervan vat Tom Lanoye volledig samen in zijn lang uitgerokken titel: ‘De felomstreden troon en deerniswekkende dood van koning Edward en zijn favoriet, jonkheer Gaveston, onder wiens betovering hij zich afkeerde van zijn koningin en kroonprins, tot steeds grotere woede van de verzamelde adel en het voor de rest onwetende gewone volk (vrij naar Christopher Marlowe). Ook Marlowe zelf had al voor een lange titel gekozen – Lanoye voegt er, naar eigen aard, nog wat feiten aan toe.

Daarmee is het naratief gegeven, en meteen ook afgerond, en kan de Vlaamse auteur zich volledig toeleggen op de finesses van het toneelspel. Dertig van de achtendertig rollen schrapt hij, en in plaats daarvan focust hij op de zieleroerselen van de personages. In de eerste scène zie je de oude koning Edward I (Johan Van Assche) sterven – op zijn stoel dus – nadat hij zijn zoon, koning Edward II (Peter Seynaeve), de les leest over diens onbetamelijke, homoseksuele verliefdheid. Een koning heeft zich immers, meer nog dan ieder ander, te houden aan ethische wetten: flikflooien met de jongere Gaveston (Vincent Van Sande) hoort daar niet bij  – ook niet als het gaat om eerlijke amoureuze gevoelens. Dat Edward II daar averechts op reageert en beslist zijn liefje juist alle macht, geld en privileges toe te kennen, zet het spel op de wagen.

Wat volgt is geen onafwendbare tragedie, wel een schipperen tussen rationeel nadenken en emotioneel wroeten. Je ziet ze verstrikt raken: de koning, de koningin (Sofie Decleir), de minnaar en zelfs al de jonge kroonprins (Daan Roofthoofd). Ze zoeken stuk voor stuk naar een oplossing in eer en geweten. Zelfs de vulgaire Gaveston wil het op een akkoord gooien met de koningin (‘Wij zijn tot harmonie gedwongen, alledrie.’). Geen pure haat en nijd drijft ze, geen onwrikbare principes. Wel een laveren tussen toegevingen én koppig eigen gelijk. Hun gevoelens zijn eerbaar, of op z’n minst begrijpelijk, hun daden veel minder zuiver. Het tekent de hedendaagse mens evengoed: is zoeken naar verzoening tussen universele ethiek en  eigen verlangen niet de rode draad van ons bestaan?

Niet dat het allemaal redelijk en wel afloopt, dus: koning Edward II en zijn jonge gay lover bekopen het met een gruwelijke dood (ook in het echt zou de koning anaal gespiest zijn); de koningin valt voor onderkruiperij, maar wordt alsnog ellendig vernederd. Geen verlicht inzicht kan hun ziel redden. Maar we krijgen wel meedelijden, én het besef dat anderen (homovriendelijke culturen) dìt drama alvast hadden kunnen voorkomen. (Zo simpel is het!)

De oude koning twistte om het fatsoen. Edward II, zijn minnaar, de koningin en de kroonprins vechten hun strijd om liefde en erkenning. Vader en zoon Mortimer (vertegenwoordigers van de adel) twisten ondertussen om de macht. Alle zes acteurs (twee met bijrol) spelen dat spel in een subliem getemperde stijl – alleen op hun gezichten staat, verkrampt, de ingehouden pijn te lezen terwijl ze zwijgzaam voor zich uitkijken. Nog zo’n meesterlijk detail. Uiteindelijk zal machtsstrijd doorwegen, en is het de kroonprins die de twist beslecht. Principieel, zonder de minste gewetenswroeging of twijfel. Alsof Lanoye wil tonen dat het eeuwig gekibbel en het chagrijnig kronkelen om wat onze ziel beroert toch altijd weer bijzaak is. Macht, daar draait de wereld om. In Lanoyes woorden: ‘De kroon regeert wie ze draagt, niet omgekeerd’.

Foto: Koon Broos