In januari wonnen Kim-Jomi Fischer en Marta Alstadsæter de BNG Dansprijs 2018. Hun voorstelling Engel, die gisterenavond tijdens Live Art Breda in première ging in Podium Bloos, bewijst dat ze die onderscheiding meer dan verdienen. De symbiotische vorm die de acrobatische danser en de dansante acrobaat hebben gevonden in deze coproductie van Bloos, Dansateliers en Festspillene i Nord-Norge zorgt ervoor dat je geen moment wil wegkijken van deze versmelting van twee lichamen.

Ken je dat gevoel dat je rondloopt met een plan, een droom, een idee waar je zo vol van bent dat het je hele handelen, je houding, je kijk op de wereld kleurt? Het bestaat alleen nog maar in je hoofd maar je draagt het met je mee, de hele dag, het hangt als een wolk om je heen en wijst je de weg. Alle keuzes die je maakt zijn ingegeven door dat voornemen, die ambitie, dat geheim. Voor dat gevoel hebben Fischer en Alstadsæter een vorm gevonden die bestaat uit een sprekende symbiose van circus en dans. Uit de nok van de zaal is zij geland op zijn schouders, een stille verschijning uit het donker, en met zijn handen in zijn zakken loopt hij rond met haar perfect in evenwicht, rechtopstaand boven zijn hoofd. Het is een geweldig plan en het maakt hem zeker. Hij gaat zijn plaats in de wereld innemen. Dankzij haar.

Alstadsæter staat op de schouders van Fischer alsof ze nooit anders doet. De twee zijn volkomen een. Zij hoeft haar blik maar licht een bepaalde richting in te sturen en hij loopt die kant al op. Vloeiend zijn de bewegingen en overgangen, ze spelen met hun nieuwe lange lichaam dat twee zwaartepunten kent: buigt zij haar heupen naar links, dan geeft hij tegenwicht door ze naar rechts uit te strekken. Langzamerhand begint het spelen dan: eens kijken of ze hem ook volgt als hij plotseling en schokkerig beweegt. De vertraging waarmee ze daardoor glijdt en schuift, van zijn schouders naar zijn rug, doet beiden glimlachen.

Maar een plan moet de wereld in. Het moet voet aan de grond zetten om waarheid te worden. Ze staat al niet meer op zijn schouders, ze is al aan het indalen en hangt nu met haar armen om zijn nek terwijl hij probeert haar bij zich op de vloer te plaatsen. Hoe dan toch? Hij knielt en haar voet strekt zich tastend naar de vloer. Maar de tenen trekken zich snel weer op, nee, nog niet, hou me nog bij je, lijkt ze te zeggen. Er volgt een spel met de voeten: waar zij haar voet wil plaatsen schuift hij de zijne er snel onder. Zo stapt ze de wereld in, zoals je opa je een wals aanleert, dansend met je voeten op zijn voeten. Ze wint aan vertrouwen, draait zich van hem af en strekt zich ver voor hem uit, hem vasthoudend met haar armen gestrekt achter haar lichaam. Grote, hoge passen zetten ze samen, als een dubbele speurneus.

Er klinkt nu ook een oud en krakerig walsje. En daar gaat ze, 1-2-3 het donker in, de zaal door, en hij erachteraan. Nu moet hij kijken hoe zijn idee het zal doen. Enigszins verloren walst hij tastend achter haar aan. Over de vloer loopt een streep glimmend folie dat links achteraan omhoog strekt als een doorzichtig gordijn. Ze zien elkaar, maar voelen elkaar niet meer. En voort, en verder, zwijgend en stil zoeken ze elkaar weer op. Hoe stuur je je idee de wereld in en zorg je dat het toch van jou blijft? Tweelingradslagen draaiend, rollend en tollend met elkaar, zo gaat dat, steeds houden ze elkaar in beweging en worden een dynamische twee-eenheid: aards en hemels, plan en werkelijkheid. Een engel. Hoe omschrijf je anders het wezen waar we naar hebben mogen kijken?

Foto: Anna Fransen