Op een mooie goudkleurige ondergrond schetst een hand een aantal vriendelijke tafereeltjes: een park met jonge bomen, een fontein, wandelende mensen, een stel dat elkaar in de armen valt. Een fascinerend decor, en met fijne muziek eronder. Maar de tonen worden allengs minder lieflijk, en de tekeningetjes ook: er verschijnen zwarte vogels, en uiteindelijk zijn er alleen nog maar vegen te zien. Er heeft zich iets vernietigends voltrokken.

Deze intrigerende ouverture blijkt de opmaat tot een zeer vervreemdende muziektheatervoorstelling: The Butcher, de engel kwam niet van het Vlaamse productiehuis LOD muziektheater, gemaakt door Gorge Ocloo, jonge maker met Ghanese achtergrond, en LOD-veteraan Josse De Pauw. Samen staan ze op toneel en werkten ze aan de tekst; Ocloo tekende voor concept, regie en de composities.

Wanneer het toneelbrede openingsdecor wegvalt, verschijnt het interieur van een oude slagerszaak. Duister en afgeleefd is het hierbinnen, terwijl intussen blijkt dat een en ander zich afspeelt in 2070. Die informatie komt in flarden tot ons via een radio, kennelijk afgestemd op een griezelig nationalistisch kanaal dat voortdurend berichten over de grootsheid van Vlaanderen de ether instuurt. Wat gaandeweg ook blijkt: Polen is hier inmiddels de baas, de trotse Vlaming zucht onder het juk.

In deze wonderlijke omgeving leven de twee protagonisten: een witte slager van 88 (De Pauw) en zijn zoon van kleur met een beperking (Ocloo). De jongen beweegt zich voort in een rolstoel, hij communiceert via een kastje op zijn buik, waaruit een vrouwelijk stemgeluid zich veelal zingend laat horen. Buiten, net te zien door de smoezelige winkelruit, staan muzikanten Toon Callier en Bertel Schollaert, die dit stuk doen zinderen, swingen en uiteindelijk ook voor een groot deel redden, want de inhoud is uiteindelijk toch te diffuus om echt te kunnen boeien.

De relatie tussen vader en zoon heeft van meet af aan iets macabers. Het woord woke valt, de slager verwijst soms in mannelijke, soms in vrouwelijke vorm naar het kind; even vermoed je een metafoor te (moeten) detecteren over foute witte suprematie, later is er een suggestie van incest, dan weer van castratie. Daar tussendoor ontrolt zich een verhaallijn over de dood van een meisje: de slager verloor ooit zijn geliefde dochtertje Esther, aan een kruis in de slagerij hangt hij eens in de zoveel tijd een ander jurkje op. Dan wil hij in de donkere vondeling een blond meisje zien, zet hij de jongen in de rolstoel een wit masker op en komt hij met een pruik aanzetten. En dan is er ook nog het verhaal van Abraham die zijn zoon Isaak moet offeren, maar op het laatste moment door een engel wordt weerhouden.

De engel kwam niet is de ondertitel van de voorstelling, en het einde van dit verhaal laat zich raden; het slachtblok van de slager is voortdurend aanwezig in het decor, en de zoon wordt steeds Isa of Isaak genoemd.

The Butcher is aldus een overvol stuk, dat heen en weer schiet tussen uiterst raadselachtige elementen enerzijds en veel uitleg en illustratie aan de andere kant waardoor sommige episodes wat langdradig worden. Hoewel het uiteindelijke lot van de personages niet heel erg meeslepend is, is puur het spel van de acteurs dat vaak weer wel; zeker Ocloo is bij tijd en wijle ongelooflijk ontroerend als de jongen in de rolstoel, als hij droef is maar ook als hij het naar zijn zin heeft. Ondanks alle haken en ogen die er aan de voorstelling zitten, maakt die performance – naast die fantastische muziek – dat je deze veelzijdige maker in het oog wilt houden.

Foto: Kurt van der Elst