Met deze enscenering van het vijftiende-eeuwse moraalstuk Den Spyeghel der Salicheyt van Elckerlijc brengt Urland een vervreemdend theatraal louteringsritueel, dat het heeft voorzien op (de dominantie van) het witte perspectief. De duistere scenografie, de trage, uitgerekte dynamiek en het vaak lastig te volgen Middelnederlands scheppen afstand. In die afstand ontstaat op de mooiste momenten ook weer ruimte voor associaties en nieuwe perspectieven.

Het Rotterdamse performancecollectief van Ludwig Bindervoet (die regisseerde), Jimi Zoet, Thomas Dudkiewicz en Marijn Alexander de Jong (het zelfverklaarde ‘homogeenste theatercollectief van Nederland’: vier witte, hoogopgeleide, heteroseksuele cisgender mannen) werd voor de gelegenheid aangevuld met acteurs die zich om uiteenlopende redenen niet als zodanig definiëren: Elyne Notebaert, Paul van Soest, Phi Nguyen, Rikki Besse en Valerie Jane.

Elckerlijc (vertaald: iedereen), gespeeld door collectieflid Marijn Alexander de Jong, is hierdoor expliciet de witte man, die zich daar rekenschap van moet geven en waar zelfs boetedoening van wordt verlangd. Aan het begin van het stuk krijgt Elckerlijc, vanwege zondig leven, zijn dood aangekondigd. Sputterend ondergaat hij zijn laatste pelgrimage, (tijdelijk) vergezeld door Gheselscap, Neve en Maghe, Tgoet, Scoenheit, Vroescap, Cracht, Vijf Sinnen en De Duecht.

Marijn Alexander de Jong speelt Elckerlijc nietig, tegenstribbelend en bij vlagen overdonderd door zijn eigen lot. Op zijn laatste tocht klampt hij zich vast aan normen en waarden waarvan hij meende dat ze zich aan zijn zijde, aan zijn kant van de geschiedenis, schaarden – maar die blijken zich geenszins zonder protest of voorwaarden met deze dolende, verweesde witte man te vereenzelvigen. Dat aanvaardt Elckerlijc aanvankelijk vol verwarring en zelfmedelijden; later komt er inzicht. Urland legt zo een link tussen de vroege christelijke moraal en het huidige identiteitsdebat, dat tegelijkertijd als beknellend en bevrijdend wordt gepresenteerd.

De muzikaliteit die de spelers uit de tekst halen, wordt versterkt door de onheilspellende soundscape (van Jimi Zoet), vol ironische donderslagen. Het tijdstip van de voorstelling (matinee) en de placering (losse stoeltjes op anderhalve meter afstand) in Frascati, helpen niet mee om je aan de toch al lastig te volgen voorstelling te verbinden. Meer dan eens had ik de behoefte aan gezamenlijkheid, mensen naast me om aan op te trekken. Al snel wordt duidelijk dat je niet moet proberen elke zin te duiden, en dat je erop kunt vertrouwen dat de strekking van het stuk toch wel over het voetlicht komt. Dat loslaten lukt deels, en het Middelnederlands blijkt een prachtige, muzikale taal te zijn, maar ik bleef toch achter met het gevoel dat je onder de streep meer verliest dan dat je wint.

Deze beeldende, muzikale en mysterieuze rehabilitatie van Elckerlijc heeft zonder meer mooie momenten, maar werpt tegelijkertijd zoveel afstand op dat je toch vooral murw geslagen de zaal verlaat.

Foto: Bart Grietens