Een collectief zijn is polderen in het theater. 

Performancecollectief URLAND bestaat uit Ludwig Bindervoet (speler, boekennerd, kenner van theorie en dramaturgie), Jimi Zoet (speler, geluidsontwerper en maker van muziek), Thomas Dudkiewicz (speler, schrijver en taalvirtuoos) en Marijn Alexander de Jong (speler, lichtontwerper, video- en decormaker). Hun eerste samenwerking was in 2010 op de Toneelacademie Maastricht, waar ze elkaar van kennen.  URLAND gelooft in ‘live art in digital times’. ‘They do everything themselves’ zeggen ze over zichzelf: zelfreferentialiteit is hen niet vreemd. Ik spreek ze tijdens hun voorbereidingsweek van de voorstelling mumumu in Theater Rotterdam, waar ze sinds lange tijd weer kunnen repeteren door de nieuwe testmogelijkheden.

Hoe zit jullie collectief in elkaar?
Ludwig: We zijn nu met zijn vieren voor het eerst vast in dienst bij URLAND. Wij zijn het artistieke team, maar we zijn URLAND met iedereen die het mogelijk maakt. We hebben onze eigen, wendbare organisatie. Wat er ook gebeurt: we kunnen aan het werk. We maken een vierjarenplan, maar hebben zoveel ruimte voor experiment ingebouwd dat het niet gebeiteld is. Ons thema voor de komende vier jaar is ‘wanhoop doet leven’: daar kunnen we nog alle kanten mee op. We willen ook altijd wat anders maken. Onze zakelijk leider vindt dat weleens moeilijk. Dan verkoopt hij een voorstelling met de vier URLANDers en doet er uiteindelijk een robot of maar één van ons mee. Ik zie URLAND als een slang die steeds z’n huid afwerpt.

Marijn: URLAND is een aparte stichting. We coproduceren met Theater Rotterdam en zijn partner van hen. Omdat we niet volledig door hen bekostigd worden, zijn we een stuk flexibeler in deze tijd. De inhoud of vorm dicteert wat we coproduceren en wat in eigen beheer of bij andere organisaties gedaan wordt. We hebben ook allemaal de behoefte ons te laten inspireren door andere processen en doen alle vier veel projecten naast het collectief. We overleggen goed over die projecten buiten de deur: eerst maken wij onze planning, daarna kunnen we tegen anderen zeggen wanneer we bij hen kunnen werken. Een collectief zijn is polderen in het theater. Het duurt lang-

Ludwig: -maar is wel innovatief. De collectieve cultuur in het groot zijn wij ook in het klein als we repeteren: iemand komt met een idee, leest een artikel en duwt het voort. We werken zonder regisseur en eindregisseur: we filmen onszelf, dat kijken we terug. Dat is heel belangrijk voor ons, omdat we zo onze eigen taal hebben dat we argwanend kunnen zijn naar iemand van buitenaf die iets over ons werk zegt. We nodigen altijd oude vertrouwden uit voor een doorloop met nagesprek. We verzamelen informatie waar wij weer wat uit destilleren. Soms heb je een dramaturg nodig omdat we niet meer weten waar we vertrokken, maar we hakken alle knopen met z’n vieren door. Als iemand het niet eens is, leidt de weerzin van diegene vaak ook tot een nieuw inzicht.

Jimi: Soms is het zo dat drie mensen iets vinden en de vierde niet, dan legt diegene zich erbij neer. Maar vaak komen we tot een gezamenlijke oplossing.

Thomas: We praten net zo lang door tot we op dezelfde lijn zitten.

Jullie hebben vaak met andere collectieven en gastregisseurs samengewerkt. Zo maakten jullie met Naomi Velissariou de voorstelling Kwartet: een powerballad en deed zij voor Patroon de regie. Zouden jullie je omschrijven als makkelijk samenwerkingen aangaand?
Ludwig: We zijn bevriend met veel mensen met wie we werken. KOBE, Naomi Velissariou, Suze Millius, de jongens van Lars Doberman en BOG. kennen we via de Toneelacademie in Maastricht en Wunderbaum en De Warme Winkel zaten daar ook. Een kantelpunt naar meer samenwerken voor ons was de Nacht van de Collectieven, dat we organiseerden met afgevaardigden van BOG., Lars Doberman en Nineties Productions. Het idee begon in 2015 bij de collectieven onderling. We wilden mensen die dichtbij ons stonden samenbrengen in een soort monstercollectief. Het sociale aspect was daarbij minstens even belangrijk als het artistieke.

Marijn: We zijn mede-kartrekkers van projecten.

Ludwig: Het leuke van collectief werken is ook dat je niet meer weet waar een idee vandaan komt, het blijft elkaar beïnvloeden. Eén van de tactieken bij het maken van de Nacht van de Collectieven was denken in ‘ja, EN’. Iedereen deelt verantwoordelijkheid. Het collectief als levend organisme, als zelflerend wezen, vinden we heel tof. Bij Boulevard of Broken Scenes (ook een samenwerking met een aantal collectieven, red) had De Warme Winkel de vraag gekregen van de Stadsschouwburg Amsterdam of ze daar iets wilden doen. Zij hadden gehoord van de Nacht van de Collectieven. Toen zijn we in gesprek gegaan met Nineties Productions, BOG. en De Warme Winkel en ging de sneeuwbal rollen.

Marijn: Bij de Nacht van de Collectieven ontstond een subcollectief met afgevaardigden van alle collectieven. Daar hadden we de meetings mee. We maakten teams met van elk collectief één iemand: ‘team inhoud’, ‘team muziek’ enzovoorts. We hebben 10 dagen gewerkt en 1 dag gespeeld. Dat hebben we met een klein productiebudgetje en publieksinkomsten van 500 man gedaan. Er is geen subsidiënt die geld gaat geven voor een eenmalige voorstelling. Misschien kan het wel als het een herhalende avond is. Het was onze intentie dat het initiatief zou blijven ontstaan: iedereen kan zo’n nacht of avond organiseren.

Ludwig: Het leek ons leuk dat het elke keer anders was: een keer in de kleine zaal, een keer in de grote zaal. Daarom wilden we ook een andere locatie. We wilden een kamp bouwen. Na de Nacht van de Collectieven is de vraag bij zowel theaterfestivals als schouwburgen groter geworden of we iets konden komen doen. We hadden eigenlijk voor deze zomer een heel groot plan voor Oerol liggen met de vier collectieven van de Nacht van de Collectieven. We moesten dat afzeggen door corona, maar het verlangen om dat te doen ligt nog te sudderen.

Jullie spelen ook op andere festivals zoals Lowlands en Down The Rabbit Hole. Hoe zijn jullie daar terecht gekomen?
Ludwig: Die optredens kwamen ook voort uit de Nacht van de Collectieven.

Marijn: Wij, KOBE, Club Gewalt en andere collectieven hadden daar al los van elkaar gespeeld. De organisator had de wens om meer met collectieven te doen en het experiment aan te gaan, maar de programmeur van het podium zat te worstelen met het budget en gebrek aan saamhorigheid. Toen hadden we met die makers het idee: wat nou als we die programmeur ertussenuit halen, dan doen wij dat werk, maar dan krijgen wij ook het volledige budget. We organiseerden acht uur theater: Broadcast Away Teevee. In het beste jaar waren we met heel veel andere collectieven en makers met zeventig tot negentig man: er was toneel, theater, film, performance, dans, beeldende kunst en fotografie. Het was een zoektocht om een nieuw publiek aan te spreken. Op festivals zijn mensen die nog niet naar theater gaan, die wilden we meenemen het theater in. We zouden dat vaker willen doen, als we het geld hadden om dat te bekostigen.

Jimi: Mensen die het uitgaansleven goed kennen, kunnen de muziek op een andere manier duiden. Ze snappen andere referenties in de muziek en herkennen de sounds die je normaal alleen in een club zou horen. Dat snapt een regulier theaterpubliek niet, maar andersom snapt het festivalpubliek andere verwijzingen niet. Voor de voorstelling URLAUB maakte ik een heldere Italo-soundtrack, daar kwamen mensen op af.

Leverde het spelen op festivals nieuw publiek op?
Ludwig: We zijn op zoek naar andere niches die we kunnen aanboren. Als we klingons gebruiken, zetten we in op Star Trek-fans. Ons publiek is een groep mensen die geïnteresseerd is in hedendaagse beeldcultuur. Ons publiek wordt ‘de culturele, stadse alleseter’ genoemd in een onderzoek van de gemeente Rotterdam. Maar dat vinden we heel moeilijk: weg met doelgroepen! ‘Voor iedereen, voor niemand’, het motto van Also sprach Zarathustra van Nietzsche, zou eigenlijk in elke pr-analyse en in elke aanvraag moeten staan, maar ja, dat levert geen geld op.

Marijn: Als we te veel op de doelgroep zouden letten tijdens het maken, ga je meer kijken vanuit wat zij willen zien. We willen maken vanuit waar we zelf in geïnteresseerd zijn: we maken theater voor elkaar in het repetitieproces en hopen dat het publiek dat interessant vindt.

Hoe omschrijven jullie je stijl?
Jimi: Onze stijl is telkens anders, maar de kern vormt zich door wat wij een artificiële botsing noemen. We zijn vaak op zoek naar contrasten. In Kwartet: een powerballad hebben we bijvoorbeeld een Barbie-achtige speelgoedwereld tegenover de duisternis van death metal gezet.

In URLAUB zeiden jullie: ‘back to nature motherfuckers, let the mindfullness begin’. Hoe voelen jullie je over jullie generatie?
Jimi: Het afgelopen jaar heeft daarin veel uitgemaakt: ik denk dat onze generatie verdrietig was.

Marijn: Ik denk dat millenials tussen werelden in leven, in conflict met zichzelf. Maar dan heb je het eigenlijk over jezelf.

Ludwig: Ben jij een stem van je generatie?

Marijn: Nee, maar ik ben een millenial, dus ik kan alleen maar vanuit mezelf spreken.

Ludwig: Ik denk dat ik geen millenial ben. Ik wil niet in een hokje geplaatst worden.

Jimi: Dat is typisch voor een millenial.

Thomas: Volgens mij zijn we hartstikke hard aan het zoeken naar houvast en naar een nieuwe manier om weer echt te zijn: the new sincerity. We zijn aan het zoeken naar nieuwe verhalen die ergens gegrond zijn.

Ludwig: We hadden net een discussie over universele waarheid. We gaan De Elckerlyc maken en onze generatie gaat er niet ongeschonden uit komen. De vijftiende-eeuwse versie gaat over de mens die verantwoording moet afleggen aan God voordat hij het loodje legt. Het spannendste is dat Erik (Bindervoet) God heeft veranderd in De Natuur. Dan gaat het ineens over het klimaat en de wanhoop van nu dat we te snel opwarmen en blijven uitstoten: gaan wij verantwoording afleggen voor we zelf sterven? Het gaat over wat we nalaten. Dat is een prangende en politieke thematiek en de reden waarom we nu De Elckerlyc opvoeren.

Wat betekent collectief zijn voor jullie?
Ludwig: Collectief zijn uit zich meer in een werkwijze dan een filosofie. Al denk ik wel dat het heel goed is als mensen hun ego even opzij kunnen zetten: dat doe je natuurlijk wel in een collectief. Toen we speelden op de Parade, deden we zelf de techniek, reden we het busje en deden we de onderhandelingen met programmeurs.

Jimi: We zijn er ingegroeid. De jaren daarna zijn we voorstellingen blijven maken en hebben we de wens naar elkaar uitgesproken om met elkaar te blijven werken. We zijn alle vier verschillende makers met een eigen signatuur, maar de som maakt iets unieks dat we individueel niet kunnen.

Marijn: Onze vraag is ook: kan collectief werk ook repertoire worden? Collectieven geven boekjes uit bij de Toneelbibliotheek, maar is er iemand die dat gaat spelen? Daaruit is onze ‘UR-triënnale’ ontstaan.

Hoe verhouden jullie je tot vorige generaties collectieven of theatermakers?
Marijn: We verwijzen ernaar tijdens het repeteren: ‘nu doe je een typische Wunderbaum’ of ‘een Warme Winkel’. We zeggen ook weleens: ‘doe het eens ‘à la Barre Land’. Dan weet je gelijk wat je bedoelt.

Ludwig: Het is onze taal en referentie: ‘doe een beetje Jan Joris.’ Of: ‘Doe het zoals Pierre Bokma’.

Jimi: We kennen Wunderbaum goed. Ze zaten voor ons bij het productiehuis van Theater Rotterdam en ze zijn de wegbereiders naar Rotterdam geweest voor ons.

Marijn: We hebben het vaak tijdens het repeteren over ‘het werk’. Dan hebben we het niet over hun werk, maar staan we wel in een collectieve traditie. Het is altijd doorgedacht op iets dat er al ligt, waar je aan kan refereren.

Jimi: Maar dan willen we er ook van wegblijven.

Ludwig: Je ergens van af zetten is ook in een traditie staan en reageren. We gaan wel alles kijken. Toen we begonnen was er nog het festival ‘De Internationale Keuze’ van toneelstukken in de Rotterdamse Schouwburg. Het was heel fijn om samen naar de avant-garde te kijken. Ik hoop dat dat terugkomt.

Jimi: We hebben daar voorstellingen gezien die de kaders voor ons openbraken in wat theater is en kan zijn. De voorstelling La Mélancolie des Dragons van Philppe Quesne heeft veel invloed op ons gehad. 

Hoe is het hier nu bij Theater Rotterdam?
Marijn: Hier boven werkt Wunderbaum, Erik Whien is er en Davy Pieters is net klaar met repeteren. Het lijkt wel of er meer dan ooit gewerkt wordt. We zijn in de coronacrisis als sector een soort paniekvoetbal aan het spelen. Er ligt een enorme stapel voorstellingen die nooit een publiek gaat vinden. Het is niet zo dat er een intelligente keuze wordt gemaakt in de politiek: ‘vanaf nu niks meer doen, iedereen krijgt een basisinkomen, we gaan straks beginnen met wat er geweest is.’ We modderen aan. Zonder publiek en zonder festival ontmoeten we elkaar bij Theater Rotterdam ook niet echt nu.

Ludwig: Waar mogelijk dragen we bij aan Theater Rotterdam, maar we zijn in de eerste plaats URLAND.

Hoe moeten collectieven de komende tijd verder volgens jullie?
Ludwig: Ik hoop dat meer publiek kennis neemt van de rijke collectieve cultuur in Nederland. Ik denk dat veel mensen er niet van op de hoogte zijn dat er zo’n levende traditie is. Ik hoop dat ze naar verschillende collectieven gaan kijken en dat ze het onderscheiden en refereren naar verschillende collectieven, wat wij doen in ons werkproces, ook gaan zien en doen. Ik zou graag willen dat De Warme Winkel-fans ook naar La Isla Bonita, URLAND en Discordia gaan: dat hoort allemaal bij elkaar.

Marijn: Ik hoop dat een collectief een BIS-gezelschap wordt. Dat zou ik het collectief gunnen. Een collectieve plek in de BIS kan ook: een BIS-gezelschap dat bestaat uit collectieven. Ik hoop dat het collectief een prominentere plek in gaat nemen, omdat ik denk dat de voorstellingen die gemaakt worden door collectieven een verrijking zijn van het hele theaterlandschap.


In het meinummer onderzoekt Theaterkrant Magazine wat op dit moment de waarde is van theatercollectieven. Als opmaat interviewt toneelschrijver Janneke Jansen (HET Collectief) de jongste generatie collectieven.

URLAND speelt – als het kan – van 29 april tot en met 1 mei de voorstelling mumumu’ in Frascati Amsterdam. Er staat een tour door Nederland en België gepland tot 22 mei, onder voorbehoud. In september remasteren ze de voorstelling De Gabber Opera, de eerste voorstelling die ze samen maakten. In het najaar maken ze hun versie van het middeleeuwse stuk De Elckerlyc, in hertaling van Erik Bindervoet.

Foto: Sandra Zegarra Patow