Lekker naar de bergen, onthaasten, smartphone uit, geen nieuwsfeed. Dikke kleren aan en naar buiten, de kou in, je lijf laten voelen dat het is gemaakt om te bewegen. Brein uit, knusheid aan, ontspanning gegarandeerd. Zoiets is goed voor een mens. Mooi niet, zegt Urland in Urlaub, dat gisteren in Theater Rotterdam in première ging. Hoe ingewikkeld ontspanning precies is in tijden waarin alles onder spanning staat onderzoekt het collectief in een verrassend verhalende voorstelling die in alle elementen voortdurend speelt met oppervlakte en diepte, buitenkant en het onderhuidse.

Zelden zie je in een vlakkevloerzaal nog zo’n realistisch decor. Een vakantiechalet met houtkachel en schrootjeswand, een plankje thrillers boven de driezitsbank en een trap die achter de wand omhoog verdwijnt. Kamerplant en nachtmerrie-opwekkende schilderijtjes. De skidorp-disco kan niet ver weg zijn. Een eerste vervreemdend element: wanneer de drie warm ingepakte Heino’s die hier op zoek zijn naar zichzelf beginnen te praten, blijken ze te playbacken.

Plaatjes zijn het, buitenkant, deze drie mannen, met hun goeie jassen en ironische brillen. De juiste ondoorgrondelijke blik voor hun insta-foto’s ligt vastgevroren op de gezichten. Hun taal is geleend: niet alleen spreken ze met andermans stem, die spreekt ook in het Engels, en wat er gezegd wordt is een holle mix van zelfhulpboekentaal, teksten uit soaps en politieseries, en reclameslogans. Je ziet ze worstelen om er iets bij te voelen: ‘I wasn’t the best version of myself’. Hoe hou je je staande als al je taal een kopie is? Als ze ‘boven’, uit ons zicht, voorspelbaar kibbelen om de beste slaapplek klinken ze nog het meest authentiek. Hoewel…

In het verhaal wordt vermakelijk gespeeld met de spanning die al in honderden verhalen over samen opgesloten zitten precies zo is opgelopen. Zo is het verhaal nadrukkelijk een verhaal. Het is ook een parallel voor alle verhitte discussies in de media, bijvoorbeeld in de manier waarop de drie buitenproportioneel reageren op elkaar en de problemen waar ze mee te maken krijgen. Er wordt op de deur geklopt. Ontredderd noemen ze tal van oplossingen, maar niemand die nog gelooft dat het beste zicht op dit ontwrichtende gebeuren ontstaat door die deur simpelweg even te openen. Ze zijn verslaafd aan paniek. Is het wel zo slim om deze opgefokte mens een bijl in handen te geven om zelf het hout voor de kachel te kloven? En daar is het verhaal ook weer nadrukkelijk theater, want de gebeurtenis die de beproeving van de helden in gang zet, vindt plaats buiten ons zicht, zoals in de tijd van het ‘klassieke’ standbeeld dat onder een quasi-klassieke boog in het decor staat.

Urlaub gaat over verlies van het zelf en dat wordt gaandeweg de afdaling kraakhelder gemaakt. Jimi Zoet heeft een meedogenloos lied vol champagne, wiet en speed, Thomas Dudkiewicz mag nog zoveel stemmen laten klinken, hij zit gevangen en platgeslagen op een heel ander spoor dan de anderen. Ludwig Bindervoet benoemt de verslavingen waar hij en zijn maten aan lijden en neemt via een toch trillende telefoon ook zijn kijkers daarin mee. Marijn Alexander de Jongs herhaalde ‘I also had a panic attack’ is in alle absurditeit een droevig mantra. Wacht even, ‘also’? Daar schuilt een heel mechanisme achter, het trekt de paniekaanval naar beneden en maakt er een onschuldig kwaaltje van, in de categorie laten we het vooral leuk houden.

De drie personages hebben hun heldenverhaal af te wikkelen, maar de performers hebben ook zelf wat door te worstelen. Dus zien we ze voortdurend allebei en is er naast het verhaal ook een commentaar daarop. Die laag is slim opgebouwd; lang is ook die verpakt in ironische distantie. Er wordt Baudetiaans gekoketteerd met klassieke kennis, inclusief jaja-dames-kijk-maar-eens-even-naar-al-dit-moois pose. De filosofen vliegen om je oren.

Maar wanneer de performers hun verhaal vakkundig beginnen te verschuiven en van zijn context strippen, trechtert de voorstelling naar een moment waarop de lagen botsen en alles en iedereen moet lijden. De personages, hun verhaal, de ruimte, het theater zelf worden vormloos. Er is taal noch teken. Niemand kan ontspannen blijven zitten. Ook de leden van het collectief moeten loskomen van het zelf dat ze in de voorstelling hebben laten zien. Dwars door het eindeloze dode moment moeten ze hun gênante zelf laten zien, een mal uitgedoste Europese would-be nihilist die ook niet weet hoe het moet. Die stiekem afkijkt bij de anderen om in de pas te blijven. Brein uit, lichaam aan. Smoke and mirrors in de horror vacui.

Foto: Julian Maiwald