Mozarts laatste opera Die Zauberflöte is een van de meeste gespeelde opera’s. Hij bevat mooie (en ook iets minder mooie) muziek, maar het libretto van de Weense schouwburgdirecteur Emanuel Schikaneder hangt van de ongerijmdheden aan elkaar en staat vol met racistische en seksistische platitudes.

Het is een raar mengsel van kindersprookje, mythologie en vrijmetselaarsretoriek. Hele symposia worden eraan gewijd. De rare plotwendingen subtiel dan wel steviger aanpakken? Je kunt er aardig over debatteren.  Het jeugdtheatergezelschap De Toneelmakerij en zangerscollectief Silbersee spelen nu een spectaculaire versie van De Toverfluit voor jongeren, die aangenaam onorthodox is en alle onheilige huisjes van deze opera genadeloos attaqueert.

Daar is alle aanleiding toe, het oorspronkelijke verhaal klopt van geen kant. De jonge prins Tamino wordt door een wanhopige Koningin van de Nacht erop uit gestuurd om samen met de vogelhandelaar Papageno haar dochter Pamina te redden van een wrede tovenaar Zarastro. Die ontpopt zich echter in de loop van de opera plotseling als een menslievende dictator, terwijl de wanhopige moeder een afschuwelijke furie blijkt te zijn.

Daniël van Klaveren (doorkneed in toneel en opera) heeft een nieuwe versie van het libretto geschreven, waarin het hele verhaal wordt gezien vanuit Pamina. Zij is hier een jong meisje van onze tijd, die in haar bedje ligt en haar ouders hoort ruziën, zoals ze helaas altijd doen. Doodongelukkig droomt zij zich een ander universum, waar toch weer ruzie wordt gemaakt, maar nu op kosmisch niveau door de Nacht en de Zon.

Het is even verwarrend om het allemaal te begrijpen, want zij is daar de gevangene van de mismaakte Moon, de dienaar van Zon. Tamino komt langs als een bij het boodschappen doen verdwaalde astronaut, die verliefd wordt op haar portret en er op uit wil trekken om haar te bevrijden. Maar dat blijkt niet helemaal nodig.

Het verhaal wordt in deze voorstelling volkomen onderuit gehaald, maar de muziek van Mozart blijft wel degelijk overeind, mooi gezongen, tussen allerlei vormen van popmuziek, rap en breakdance, gecomponeerd door de jonge Schotse Genevieve Murphy. Regisseur Paul Knieriem en muzikaal leider Romain Bischoff hebben in een vrolijk, beweeglijk decor van Morgana Machado Marques een bont gezelschap spelers en zangers bij elkaar gebracht. Ze zien er in de kleding van Jorine van Beek blits uit, spelen allemaal verscheidene muziekinstrumenten, maar komen vervolgens ook als individuen helemaal tot hun recht.

In de eerste plaats sopraan Meneka Senn als een natuurlijke, aandoenlijke en toch ferme Pamina, die geen prins nodig heeft, want zichzelf wel kan redden. Zij weigert te voldoen aan de eisen van haar moeder Nacht, de Chinese coloratuursopraan Viola Cheung, die er niet tegenop ziet haar belangrijkste aria in allerlei vormen van Chinees te zingen (wel met boventitels).

Georgi Sztojanov is een charmant stuntelige Tamino, die eerst nog probeert te voldoen aan de onzinnige opdrachten van Zon, een hooghartige Arnout Lems. Zo moet hij een dag lang alleen maar lachen, maar dan komt ook hij in opstand.

Heel verrassend is breakdanser Carl Refos als rappende Papageno, die de aarzelende Tamino bij zijn lurven neemt. Nadia Amin, Genevieve Murphy en Michaela Riener zijn belangrijk als drie dames van Nacht, die het verhaal aan elkaar lijmen en van commentaar voorzien.

Maar de show wordt het meest gestolen door acteur en muzikant Guus van der Steen als Moon. In de oorspronkelijke opera is Monostatos de zwarte dienaar van Sarastro. Hij wordt lelijk genoemd en heeft een pijnlijk ambivalente verhouding met zijn baas. Hier is dat tot het uiterste opgerekt. Moon gedraagt zich afschuwelijk onderdanig, Zon is op het ijdele af uit de hoogte. Als Moon is Van der Steen niet zwart. Hij heeft een gigantische bochel gekregen en zijn lichamelijke handicap (een van zijn armen eindigt in een stomp) wordt niet verdoezeld, maar speelt een belangrijk rol in het verhaal.

Moon groeit van een bijfiguur uit tot degene die de raket waarmee ze kunnen ontsnappen kan repareren en tot zijn vreugde mag hij nu ook met hen op reis. Die ruimtereis is een metafoor. Ze laten de vijandige tegenpolen Zon en Nacht achter zich en gaan op zoek naar een nieuwe wereld waar ze allemaal zichzelf kunnen zijn, vrienden van elkaar, waar Papageno misschien een Papagena kan vinden en Pamina en Tamino zelf kunnen beslissen of ze voor elkaar bestemd zijn. Een vrolijk, hoopvol en op een bepaalde manier ook ontroerend einde van een enerverend verhaal.

Deze Toverfluit maakt eerst een lange tournee in heel Nederland, en daarna programmeert het Internationaal Theater Amsterdam, dat vroeger de Amsterdamse Stadsschouwburg heette, deze verrassende postklassieke opera niet minder dan tien keer tijdens de kerstperiode. Wat mij betreft is dat het begin van een nieuwe, moderne oudejaarstraditie. Ik zie en hoor deze kleurrijke groep graag nog eens oude, al dan niet verstofte opera’s voor de jeugd (en voor hen niet alleen) bewerken, als dat op zo’n aanstekelijke manier gebeurt als nu.

Foto: Sanne Peper