Tromboneklanken galmen de zaal in. Als een jazzy misthoorn kondigen ze woorden aan over verdriet, liefde, haat, onmacht, verlies. Nabou Claerhout blaast in een sober decor op haar trombone, krachtig. Als inleiding op de woorden die Dirk Roofthooft als zoon David Rieff over moeder Susan Sontag en zichzelf zal uitspreken. ‘Ik moet mijn moeder begraven.’ Is dat liefdevol, dreigend, verzoenend? Zeker intens gelaten.

Theatermaker Thomas Janssens schreef deze monoloog op basis van dagboeken, biografieën en andere publicaties van en over Susan Sontag (1933-2004), David Rief en Sigrid Nunez die anderhalf jaar bij hen inwoonde. De enige zoon van de wereldvermaarde filosofe, essayiste en auteur heeft het over haar kankers, zijn reacties, haar verzet, zijn herinneringen, haar sterven, zijn gevoelens, haar dood, haar plek op het kerkhof.

Hoe ging en gaat hij om met deze complexe moeder-zoonrelatie? Wat was realiteit in die familiale verbinding, wat was wishful thinking? Hoe was zijn moeder? Ze wordt altijd bestempeld als ‘een sterke vrouw’, maar was ze dat wel? Ook op het einde van haar leven?

David heeft het over Susan die als kind bij haar alcoholverslaafde moeder, een ‘ijskoningin’, verwaarloosd werd. Later zal hij bij die grootmoeder gedropt worden als Susan maandenlang de wereld in trekt. Hij herinnert zich zijn moeder als een vrouw bij wie ‘alles altijd om haar draaide’. Hij leest in haar dagboek dat zijn moeder wel van hem hield als hij er was, maar hem totaal vergat als ze weg was. En ze was veel weg.

Ze wilde anders leven, anders dan alle mensen! Samuel Beckett was haar ijkpunt. Tekenend voor hun moeder-zoonrelatie is zijn herinnering aan Sarajevo 1993. Hij heeft eindelijk een mogelijkheid om zich los te maken van het etiket ‘zoon van’, is oorlogscorrespondent, schrijft veel en genuanceerd over het Balkanconflict. Onverwacht komt Susan naar de stad om Wachten op Godot van Beckett te brengen. Zij trekt alle aandacht naar zich toe, negeert hem totaal. Er volgen nog meerdere anekdotes uit deze zeer complexe relatie.

Susan de sterke vrouw, krijgt kanker, leukemie, en een stamceltransplantatie mislukt. Moet hij haar steunen? Kan hij haar steunen? Wil zij dat? Wil hij dat? Heeft de zorg van ‘bijstellende hoop’ wel zin in een terminale fase?

Het is zeer verheugend om Dirk Roofthooft weer op de scène te kunnen bewonderen in een monoloog. Wat een zeggingskracht heeft die man! Hoe overtuigend zijn zijn aarzelingen in intonaties, hoe ingetogen gewikt en gewogen klinken zijn woorden. Af en toe is er een emotionele uitbarsting, om dan weer terug te keren naar een gelatenheid.

Hij wil zijn jas ophangen, maar er is geen haakje, de jas valt op de grond. Wat later wil hij vest en trui ophangen, maar ook nu is er geen kapstok. Zo ontbreekt er telkens een levenshouvast in de fases van zijn vertelling.

Dirk Roofthooft dialogeert met de muzikante Nabou Claerhout. Met haar trombone, zacht neuriënde gezangen en een elektronische soundscape maakt ze de sfeer. Ze verwijst daarin zowel naar de Beach Boys als naar Beethoven. Dat alles is indrukwekkend. Dat zijn ook de woorden en de vertolking van Dirk Roofthooft. Stil word je van zijn pogingen om dankbaar te willen zijn, stil word je van zijn verlangen naar liefde.

Foto: Fred Debrock