Voor het Zeeland Nazomer Festival schreef Rob de Graaf Saul. Dirk Roofthooft speelt de ongelukkige koning uit de Bijbel in een lasloods in Vlissingen; wat hij niet uitspreekt of laat zien, laat de David Kweksilber Big Band horen. Het festival opende met een bepaald niet behaagzieke voorstelling – typerend voor de keuze voor durf en avontuur. Spel, muziek en locatie missen hun impact niet.

Bij de opening van het festival ging directeur Henk Schoute even in op de penibele plek van de kunsten in Zuidwest-Nederland: een Tour de France-etappe kan het geld voor de kunsten zomaar onder druk zetten. Intussen is het Nazomerfestival al jarenlang een evenement waar de provincie mee voor de dag kan komen.

‘Ik ben een koning! Wat is dat?’ De band antwoordt met een royaal en dreigend akkoord. Later geeft Saul zelf het antwoord: een koning is de eenzaamste van alle mensen. Zijn eerste verstaanbare woorden zijn ‘Ik ben alleen’.

Saul wilde nooit koning worden, maar werd geroepen door God en had maar te gehoorzamen. Hij heeft gaandeweg een diepe twijfel opgebouwd over zijn opdracht, zijn rol en zijn missie. Depressies waren het gevolg, zeker toen hij Jonathan gedood zag worden op het slagveld, waar vader en zoon allebei niet wilden zijn. Uiteindelijk verlangt Saul alleen nog maar naar de dood.

Saul is muziektheater waarin de monoloog van Roofthooft en muziek gelijkwaardige rollen opeisen. Het is mooi om te horen wat de uitstekende musici van de David Kweksilber Big Band doet met de imposante industriële hal die in Vlissingen ligt te wachten op een nieuwe bestemming. Componist Boudewijn Tarenskeen laat het vijfentwintigkoppige ensemble vervaarlijk grommen en verzoenend strelen. Het barst soms bijna uit de ruimte, maar zorgt ook voor lyrische of expressieve individuele accenten. Bijzondere rollen zijn er voor trombonist Koen Kaptijn, tapdanser Peter Kuit, rietblazers Peter van Bergen en David Kweksilber, pianist Guus Jansen en gitarist Wiek Hijmans. Ze bieden tegenwicht aan de koning, bijvoorbeeld in de rol van David, Goliath en Samuel, of als alter ego. Uiteindelijk laat iedereen hem achter, alleen met zijn somberheid.

Saul staat aan het begin van het stuk vlak voor zijn zelfmoord en laat zijn leven de revue nog eens passeren. Het einde is meteen duidelijk, de gemoedstoestand van de koning ook, en de taferelen die volgen zijn eigenlijk meer pijlen die in dezelfde richting wijzen. Dat maakt het verloop en het betoog van de voorstelling niet spannender. De tekst van Rob de Graaf is nogal eens expliciet en eenduidig, soms op het clichématige af. Roofthooft keert hem in de regie van Dick Hauser binnenstebuiten en haalt er veel uit. Hij blijft genuanceerd in zijn wanhoop en moedeloosheid en zet zijn tekst soms in als een jazzimprovisatie, in duet met een instrumentalist. Alter ego Koen Kaptijn becommentarieert zijn woorden op trombone. Uiteindelijk laat hij zijn instrument uit elkaar vallen, zoals Saul uit elkaar is gevallen: hij is geen man meer, maar een hoop schroot. Diep eenzaam, met een bosje buizen op schoot waar de adem en de klank uit verdwenen zijn.

Foto: Lex de Meester