Een tekst, een speler, een publiek. De essentie van teksttheater. En als de tekst heel sterk is en de acteur van topklasse, dan kan het publiek volop genieten van het gespeelde woord. Een tekst van Jeroen Brouwers, Tom Jansen als topspeler: publiek, wees verheugd, Datumloze dagen staat weer op de planken!

Een achttal jaar geleden maakte Tom Jansen met Datumloze dagen van Jeroen Brouwers furore in het Nederlands theater. De in Belgisch-Limburg verblijvende schrijver viert dit jaar zijn 75e verjaardag. Daarom krijgt nu ook Vlaanderen (en opnieuw Nederland) de kans om de toptheaterprestatie te bewonderen, en ondergedompeld te worden in het verhaal van een vader over zijn stervende zoon.

Op een wandeling door het bos telt de oudere man de bomen. Het bos is als een labyrint, zo ook zijn hersenspinsels. Hij zoekt een weg, hij probeert zijn gedachten bij elkaar te houden en mijmert over wat er allemaal gebeurd is. Hoe hij als 23-jarige tegen zijn wil vader werd, hoe de wegen scheidden tussen kind en vader, hoe hij 40 jaar later vernam dat zijn zoon terminaal was. De verloren vader komt terug. Hij vertelt anekdotisch, geeft commentaar op zichzelf en op de omringende wereld. Hij gromt, hij knort, vlammend, bruisend, in volzinnen, in aforismen en talrijke wijsheden, in metaforen en emoties, krachtig in zijn breedspraak. Dit is Jeroen Brouwers ten top.

Jaren geleden las ik de roman uit 2007, en daarna zijn nieuwe boeken. Als lezer word je gegrepen, meegetrokken in de woordenstroom, in het verhaal, in de verwoording. Jeroen Brouwers schreef eerst de theatermonoloog, en daarna de roman. Sober, puur tekst. Meer moet dat niet zijn. De auteur pakt vaker in op de planken, als het de juiste spelers zijn die zijn tekst vertolken. Denk aan Bezonken rood (Ro Theater/Toneelhuis) met Dirk Roofthooft. Of om nog een paar andere Vlamingen te vermelden: Tom Van Bauwel met Kroniek van een karakter (vanaf 2006) op basis van het gelijknamige brievenepos van de schrijver waarin hij onder andere fulmineert tegen de prijzenslag in het literaire wereldje. Of de jonge Thomas Janssens met Winterlicht (2012), over een jonge schrijver met zijn verwachtingen en rusteloosheid.

Janssens (1988) maakte zijn voorstelling onder de vleugels van De Tijd, het gezelschap van Lucas Vandervost dat zeer veel aandacht had voor tekst en zegging. En daar zet ook Tom Jansen op in: het geschreven woord laten spreken, zonder theatraal gedoe. Het speelvlak is sober. Rechts zit een vrouw achter een laptop. Als een engelbewaarder zit ze klaar om in te grijpen als er iets mis gaat. Een bloemenbed, een stoel, en links in de hoek een omhooggetrokken zwart achtergordijn, zodat we de projectie van een bos zien. De zon schijnt, de bladeren wiegen op en neer. In het midden glimlacht Tom Jansen, een boom van een kerel, ons toe. Hij vertelt dat Jeroen Brouwers deze monoloog schreef voor Roef Ragas. Maar die heeft de tekst nooit kunnen brengen. Nu doet hij het dus. Met vreugde, en nu na jaren weer opnieuw.

En dan begint hij zijn verhaal. Hij knipt een spotje aan boven zijn hoofd, gaat zitten, vertelt en vertelt. Over zijn huwelijk, de verwekking van Nathan, zijn zoon. En geeft commentaar op van alles en nog wat. Als we aankomen bij het moment dat de zoon in het ziekenhuis ligt, verandert Jansen van stoel. Op een witte vertelt hij verder. In heerlijk brommend glijdende volzinnen. Met een welluidende, indringende stem. Woord en zegging. Geen noot muziek klinkt er, hoewel er gesproken wordt over musical, muziek, over Boccherini, over de leuze van zijn zoon dat de universele taal muziek is. Geen veranderingen in de achtergrond, geen lichttoestanden. Op het einde knipt Jansen het spotje uit. Anderhalf uur hebben we aan zijn lippen gehangen. Je hebt het gevoel dat je de hele roman hebt gehoord. Literatuur in theater: met de geknipte speler kan dat zo mooi zijn.

Foto: Víctor Durán