De afgelopen dagen stond het Utrechtse kroegleven deels in het teken van het Café Theater Festival, waarin jonge makers het winkelende weekendpubliek of de doorgewinterde stappers overvielen met korte voorstellingen. Vandaag is de slotdag van de Utrechtse editie.

Lichte tonen overheersen, blijkt uit een willekeurige steekproef onder zes voorstellingen: er wordt weer volop millennialleed theatraal uitgespeeld tussen havermelkcappuccino’s en hippe streekbiertjes. Maar een van de mooiste voorstellingen komt van Sofie Kramer, die in een ingetogen, kwetsbaar en krachtig relaas onderzoekt wat moederschap behelst, voor vrouwen die een kind kregen én zij die dat niet deden.

Op zoek naar een potentiële bakfietsvader
‘Ooit was ik echt heel erg speciaal, maar speciaal zijn we blijkbaar allemaal’, zingt Collectief Karma (Karlijn van Kruchten en Maxime Schräder) in The Quarter-life Crisis: satirisch muziektheater dat de millennial ‘in diepe crisis’ vrolijk op de hak neemt. Ze zoeken een potentiële bakfietsvader, komen zichzelf tegen op Bali, worden veganistisch totdat het hip wordt, dan gaan ze weer kaas eten. Eigenlijk wordt de hele zelfverklaarde ‘crisis’ van die dolende millennial treffend samengevat in de zin: ‘Om ergens uit te komen, moet je wel weten waar je in zit.’

Schräder en Van Kruchten (de laatste mét saxofoon) werken zich voortdurend in allerlei wegen door het volle Café de Voortuin, wat een mooie theatrale vertaling is van de sluimerende onrust van hun generatie: die mindfulness predikt, maar krampachtig en wanhopig elke trend aangrijpt die voorbijkomt om richting te vinden in chaotische hipsterlevens.

In een los boeket aan sketches, scènes en liedjes (dramaturgie en eindregie van Jip Vuik) komen zo alle millennialclichés voorbij, terwijl ze en passant kundig een bondje met het hele publiek sluiten. De nogal afgezaagde thematiek, wordt gecompenseerd met vrolijk en lekker lomp spel en mooie, vaak tweestemmige samenzang.

Het leukst wordt het als de makers de clichés ontstijgen en hun voorliefde voor absurde afslagen de vrije loop laten: bijvoorbeeld in hun pleidooi voor slakken, of in het meer kwetsbare einde, als ze – samen staand op de bar – zich verzoenen met hun crisis, wie weet als eerste stap daaruit.

Apollo als afwezige vader
In Zoon van de zon van Trix van Erkel, Noa van der Vorst en Ivar van der Walle staat de mythe van Phaëton centraal, in een half uurtje vriendelijk verteltoneel in Café De Tussentijd. In een afwisseling van beschrijvende en uitgespeelde scènes, leiden Van Erkel en Van der Vorst de cafébezoeker mee in de ‘roekeloze ambitie’ van de zoon van Apollo – die zich laat opnaaien door Epaphos (smeuïg vertolkt als walgelijke korpsbal die op jacht is naar ‘lekkere nimfjes’) en gebukt gaat onder een afwezige, ongeïnteresseerde vader (‘papa is heel erg druk’).

Zoon van de zon is sympathiek en liefdevol gemaakt, maar neemt op artistiek vlak weinig tot geen risico. De spelers hebben zichtbaar plezier in het brengen van dit kroegverhaal en dat plezier is aanstekelijk, maar dat neemt niet weg dat de voorstelling blijft hangen in braaf prozatheater voor bij de ochtendkoffie, een al te veilige hervertelling van de mythe. Wat de makers fascineert aan deze mythe en wat ze ons willen vertellen over toewijding, ambitie en zelfoverschatting, wordt niet duidelijk.

Zoon van de zon is kortom prettig om naar te luisteren, maar je had de makers wel iets meer van de ‘roekeloze ambitie’ van Phaëton gegund. In theater kun je toch beter een continent te veel dan te weinig in de fik zetten.

Een daad van moederschap
Een van de mooiste voorstellingen van het festival, is dit jaar te zien in Wijnbar VinVin. Theatermaker en actrice Sofie Kramer brengt een even kwetsbare als woedende monoloog, waarin ze een persoonlijke ervaring in een lange geschiedenis van schaamte en schuldgevoelens plaatst.

Centrale metafoor is een tas: Scold gaat over wat je met je meedraagt en hoe je dat doet. En hoe je dat wat je hebt achtergelaten, toch bij je draagt. Als de vader van haar inmiddels toenmalige vriend haar een baby op sterk water aanbiedt, wordt ze geconfronteerd met een geheim dat ze al tien jaar met zich meedraagt: ze raakte ongewenst zwanger en pleegde abortus. ‘Nu weet ik niet waar je bent’, zegt ze.

Scold gaat over zorgzaamheid, naar jezelf en de ander, en hoe ze als vrouw in een lange traditie staat van onderdrukking, afwijzing en schaamte. Kramer toont dat ze niet alleen staat, maar zich wel alleen voelt.

Het gaat ook over het recht om te rouwen om iets waar je wel achter staat. Met niemand sprak ze erover – zoiets gebeurde niet bij ‘ons soort mensen’, ze zag de mengeling van ‘medelijden en veroordeling’ al in de ogen van haar omgeving –, maar nu weet ze: ‘Ik had het niet alleen willen doen.’

Kramer komt de wijnbar binnen in een grote zwarte regenjas met een boodschappentas, klimt op de grote tafel en doet vanaf daar haar verhaal, waarmee ze moeiteloos de hele ruimte vult. Silke van Kamp deed eindregie en koos voor ingetogenheid, wat Kramer alleen maar sterker maakt. Tijl Kramer ontwierp een onheilspellend geluidsdecor, dat de eenzaamheid op moment accentueert, maar waar Kramer ook stuwende kracht uit lijkt te putten, haar helpt in haar verzet.

In Scold noemt Kramer zowel het krijgen als het niet krijgen van een kind ‘een daad van moederschap’. Kramers verhaal is gedurfd en heel eenzaam, het onderwerp hangt nog steeds in de taboesfeer en roept bij sommigen helaas onwaarschijnlijke weerstand op. De solo is daarmee op zichzelf al een daad van verzet. In de prachtige, intense hartenkreet waarmee ze de solo afsluit, breekt ze dwars door haar schaamte: de verklanking van haar pijn, twijfel en kracht is ontroerend en heel moedig.

Lees hier het verslag van de openingsdag van deze editie, over de voorstellingen Maiks Open Mic, Vraag maar aan mijn moeder, zij is godin van de liefde en Bij nader weerzien. Foto: Li-shi Shu – Scold, Sofie Kramer