We hadden nu kunnen kijken naar een avondvullend stuk met tien castleden, tapdansers, sand-drawing, een verdwijnkonijn, een meerstemmig koorstuk én luchtige maatschappijkritiek. Maar helaas: er was geen budget. Dus staan we samengepakt in een smalle kroeg en kijken we naar Patsy Kroonenberg en Julie Boellaard, twee jonge spelers op het Café Theater Festival in Utrecht. De sfeer in Café Fokus is er niet minder om.

Donderdagavond opende het Café Theater Festival, dat tot en met zondagavond de (al dan niet nietsvermoedende) cafébezoeker overvalt met korte voorstellingen van vooral jonge makers. De openingsavond stond garant voor breed uitgemeten ongemak, schaamteloze spelletjes en mierzoete liefdeslijntjes. Voor sommigen ongetwijfeld een reguliere stapavond, dus.

Compact cabaret op kroegformaat
In Maiks Open Mic spelen Kroonenberg en Boellaard twee actrices, die een wijkagent, een taakgestrafte en een rijgdraad aan optredende buurtbewoners spelen, op een soort bonte avond voor de buurt ter bevordering van de sociale cohesie. Want, aldus wijkagent Maik: ‘verbinding verbindt’.

Maiks Open Mic is vanaf de eerste seconde lekker ongemakkelijk, en de spelers buiten dat ongemak op genereuze wijze uit. Pijnlijke stiltes en valse noten wisselen elkaar af, in expres lelijke sketches die regelrecht op een anticlimax afstevenen of voortijdig worden afgebroken. Boellaard en Kroonenberg bogen op bakken spelplezier én zijn technisch sterke spelers, die hun personages steeds net een reliëf aan diepgang meegeven: van de zweverige buurtbewoner die een spoken word act vanuit het perspectief van haar vulva brengt of het onverstaanbare buurmeisje dat regelrecht op je zenuwen werkt met haar baardagame, tot de zedendelinquent waarvan je stiekem hoopt dat-ie tóch Natalie Imbruglia’s ‘Torn’ mag gaan zingen. Hoe hard je je er ook tegen verzet, stiekem sluit je ze allemaal een beetje in je hart. Lekker is dat.

De jonge theaterauteurs Bibi Roos en Hendrik de Pecker schreven een compact cabaret aan acts op kroegformaat, eindregisseur Femke Arnouts zet in op vrolijke schaamteloosheid. Slim is dat de spelers zich aanvankelijk als zichzelf voorstellen en daarmee de kijkrichting van de rest van de voorstelling bepalen: door alle typetjes schemeren voortdurend de twee actrices die zich tegen de klippen op door hun kostuumrek aan het werken zijn om indruk te maken. Maiks Open Mic gaat daarmee ook over onhaalbare (zelfopgelegde) verwachtingen en prestatiedruk. Uiteindelijk bezwijkt een van hen onder die druk.

Jammer dat de spelers zich in dat moment van kwetsbaarheid aan het zicht van de toeschouwers onttrekken, waardoor het in de gimmick blijft hangen. In het kwartier ervoor toonden Boellaard en Kroonenberg zich twee sterke performers die het publiek moeiteloos wisten te bespelen, en een volle kroeg met gemak doodstil krijgen. Een meer oprecht moment van verstilling had deze nu al zeer vermakelijke kroegvoorstelling naar een nog hoger plan getrokken.

Losse liefdesflodders
In Vraag maar aan mijn moeder, zij is godin van de liefde enquêteert Eros (Anne Peters) al voor aanvang het kroegpubliek dat zich in Café Weerdzicht verzameld heeft: ben jij klaar voor de liefde? Publiek blijft een grote rol spelen tijdens deze korte voorstelling, waarin de jonge Eros probeert te toetsen wat dat nu eigenlijk is: de liefde. Zijn moeder Aphrodite (Renske van Oosterhout) moet er toch verstand van hebben als liefdesgodin, alhoewel zij trouwde met de god van de oorlog. Vreemd, vindt Eros, al liggen die twee volgens zijn moeder dichter bij elkaar dan je denkt. Aan het publiek heeft Eros ook al niet zo veel: op de vraag hoe je voelt dat je verliefd bent, blijven de antwoorden steken in vage algemeenheden: ‘overweldigend’ en ‘goed’.

Geen wonder dat Eros in de war is.

Vraag maar aan mijn moeder… is een vrolijke, mierzoete exploratie naar liefde, die zich soms verliest in rommeligheid. De onderlinge spanning tussen Eros en Aphrodite is het meest interessant, maar komt in de korte voorstelling helaas nauwelijks uit de verf. De verwijdering die optreedt tussen moeder en kind, het conflict en het uiteindelijk weer samenkomen voelt nog te arbitrair, terwijl juist in die ontwikkelingen een kans ligt om de personages te leren kennen en orginele perspectieven en nieuwe gedachtes over liefde los te weken. Nu schieten de makers als een tweetal verweesde Cupido’s losse liefdesflodders op de toeschouwer af – soms raak, vaak mis – in een sympathiek maar enigszins onbeduidend theaterhalfuurtje.

Kroeg- annex kamermusical voor dolende millennials
Op steenworp afstand, in café Het Muzieklokaal, krijgen we inzicht in de binnenwerelden van twee dolende millennials en hún zoektocht naar liefde, die vergezeld gaat van een constante stroom aan zelfkritiek, twijfel en ongemak. In Bij nader weerzien is de toeschouwer getuige van een moeizame eerste date en alle beslommeringen die daarbij komen kijken: wat trek je aan, kom je te vroeg of juist te laat, met welke vragen hou je het gesprek op peil (‘ken je de zeven vinkjes van Joris Luyendijk?’ of ‘als jij een steen zou zijn, waar zou je dan liggen?’) en natuurlijk: wordt er gekust?

Makers en spelers Marco Hoving en Marlijn van Dijk goten hun wat voor de hand liggende thematiek in een hoogst originele vorm, die in eindregie van Lisse Knaapen bovendien zeer ambachtelijk wordt uitgevoerd: Bij nader weerzien is een heuse kroeg- annex kamermusical van dertig minuten, compleet met sensitieve solo’s, uptempo songs en een stukje tango.

Inhoudelijk leunt de voorstelling iets te veel op de heersende clichés die er bestaan over eerste dates van jonge mensen, maar doordat de makers zichzelf met volop zelfspot vrolijk blijven ontregelen, tegelijkertijd imponeren met hun artistieke kwaliteiten en af en toe lekker uit de bocht vliegen, ga je toch helemaal mee in deze moderne muzikale zedenschets.

Lees hier het andere verslag van deze editie van het Café Theater Festival, over de voorstellingen Zoon van de zon, The Quarter-life Crisis en Scold. Foto: Reinier van Olderen – Maiks Open Mic van Patsy Kroonenberg en Julie Boellaard