De cast van Hamlet gaat vanavond niet op. Als gevolg van de coronamaatregelen is de première van de voorstelling van de Toneelmakerij uitgesteld. In plaats van recensies te publiceren, laat Theaterkrant de komende weken dagelijks een theatermaker aan het woord die op die dag in première zou gaan. Schrijver Abdelkader Benali: ‘Creativiteit is een scheermes. Zo schrijf ik aan een antwoord op deze tijd en brengen de gedachten me terug bij Shakespeare.’

‘Twee weken voor de première – die gisteren had moeten plaatsvinden, zaterdag 21 maart – was ik aanwezig bij de doorloop van mijn Hamlet-bewerking waar ik bijna twee jaar aan gewerkt had. Het was een vrolijke boel, corona hing toen op dat moment (het voelt als een eeuwigheid geleden!) als een spettertje boven ons hoofd, niet de perfecte storm waar we later in terecht zouden komen.

Een team van zeker twintig man bevolkte de ruimte van Broedplaats LELY, waar het stuk anderhalve maand bijna onafgebroken zou spelen. Twintig man die elk op hun eigen manier gezonde spanning uitstraalde, dat gevoel dat bij theater hoort, iets tussen bravoure en ernst in, lekker gek en toch ook diep serieus want er moet een rol gespeeld worden, werelden opgetild, universums gekanteld.

‘Time is out of joint, and I am here to set it right’, fluistert Hamlet aan de vooravond van de definitieve afrekening met het huis van Claudius. Die zin vond dan weer niet zijn weg naar de bewerking, wat ook niet de bedoeling was, het ging om een bewerking waarin de jonge Hamlet als terugkerende student naar zijn buurt van opgroeien, Amsterdam Nieuw-West, geconfronteerd wordt met een nieuwe wereld. De wereld van zijn jeugd is weggevaagd door de wereld van het geld. Waarden zijn vervangen door status. Bluf brengt je verder dan je beroepen op de feiten. Een wereld geïnjecteerd met het testosteron van het snelle geld die de prins van Nieuw-West, vertolkt door de jonge Sabri Saddik, meedogenloos doorprikt.

We gingen zitten op de banken, het licht ging uit, het licht ging weer aan – een doorloop is geen uitvoering, een uitvoering is nog geen première, een première is nog niet de ideale voorstelling, maar dat maakte niet uit want we waren bezig met de toekomst en in die toekomst geraakt men door te spelen. Het optimisme dat de Toneelmakerij rond het begin van deze productie uitstraalde was er nog steeds. Paul Knieriem zat op zijn regie-plek, dramaturg Paulien Geerlings met wie ik intensief aan de tekst had gewerkt, zat er ook bij.

Bijna twee uur verder klonken de laatste woorden en vielen de doden een voor een. Niemand verlaat dit slagveld levend en zij die het overleven zijn voorgoed hun onschuld kwijt. Kort applaus. Nabespreking. De kroeg in. Sabri Saad El Hamus, die Claudius speelt, nam het voortouw, de rest van Elsinore, vriend of vijand, volgde.

In het nabijgelegen café kwamen de glazen op tafel en begon het neurotische analyseren van wat we hadden gezien. Interessant om acteurs te horen praten over wat ze zo-even hadden neergezet – de kritische zelfanalyse was er, maar ook veel relativering. Dit was een eerste doorloop. Het kon alleen maar beter gaan. Wat ik zag had indruk gemaakt. Met straks de overgangen op orde, de muziek in stelling gebracht, het licht als belangrijke definiërende en dramaturgische factor, zou het gaan spetteren. Met iets te veel bier op waggelde ik naar huis, piste tegen een boom aan, ontweek een waterplas. Ik viel op bed, aangeschoten door schoonheid. Het ging geweldig worden.

Een week later komen we samen bij de Toneelmakerij. Verslagen zitten de acteurs van Hamlet erbij in de vergaderzaal aan de Lauriergracht – het is donderdagmiddag vier uur. Paul Knieriem heeft ons op de hoogte gebracht van de laatste ontwikkelingen rond de voorstelling in het licht van het coronavirus. Het is een uur na de bekendmaking van de minister-president dat alle samenkomsten groter dan honderd man verboden zijn.

‘Dat betekent dat we tot 31 maart niet kunnen spelen.’ Stilte. ‘Wat als de voorstelling weer hernomen kan worden maar ik er toch voor kies om thuis te blijven?’, vraagt een van de acteurs. ‘Dat is je recht’, zegt Paul. Mijn schouders voelen als lood aan. Een droom die ik sinds 1998, toen ik mijn eerste Hamlet zag, koester smelt langzaam weg. De kans dat mijn Hamlet nog opgevoerd zal gaan worden lijkt klein, heel klein.

‘Jongens, deze voorstelling is me dierbaar. Ik zal er alles aan doen om ‘m toch te spelen. Komende maand, najaar, over anderhalf jaar’, zegt Paul. We knikken. ‘Ik zit dit wel te vertellen’, vervolgt hij, ‘maar eigenlijk wil ik in huilen uitbarsten.’ Een week geleden leek alles nog zo voorspoedig te gaan. De eerste doorloop op donderdagavond was een spektakel van speellust, verbaal vuurwerk en beklemmende momenten. Na afloop lachten we het coronavirus weg. De pest zal ons niet bereiken. Opgewekt loop ik naar huis. Ik zoek waar de sterren staan want blijkbaar zijn ze me goedgezind.

Nog daas van de bijeenkomst fiets ik terug naar huis om voor mijn dochter pizza’s te maken.

Gisteren had de première moeten zijn van Hamlet. Sabri Saad stuurt me een herinnering. Ik antwoord met een emoji van een huilend gezichtje. Geen woorden voor. Zoiets. Op de bank kijk ik voor me uit. Mijn leven lang ben ik bezig met de bard van Stratford upon Avon. In 2001 schreef ik Jasser, waar Sabri Saad El Hamus een Palestijns acteur speelde die de rol van Shylock op zich had genomen. Een jaar later waagde ik me aan een monoloog over Othello. Buitenstaanders zijn het, die twee, net als Ophelia.

Ik stel me voor dat drie acteurs in het theater wachten op de aanvang van hun voorstelling. In de artiestenruimte lopen ze elkaar tegen het lijf. Ophelia, Othello en Shylock. In dat uur voor aanvang wisselen ze roddels, ervaringen en frustraties uit. Wat betekent deze rol voor ze? Wie zijn ze eigenlijk? Waar wachten ze eigenlijk op? Ik begin weer te schrijven. Creativiteit is een scheermes. Zo schrijf ik aan een antwoord op deze tijd en brengen de gedachten me terug bij Shakespeare. In de marge van de tijd worden nieuwe plannen gemaakt.’

Foto: Sanne Peper