Ten slotte valt iedereen dood neer. Vastgoedmogul Claudius in zijn glanzende trainingsoutfit, z’n ambitieuze eega Gertrude, en de twee jongelingen die elkaar in een boksring te lijf gingen: Laertes en Hamlet. Pakweg anderhalf uur aanstekelijk theater ging eraan vooraf, in straf tempo en met genoeg komische momenten, maar zoals schrijver Abdelkader Benali in een recent interview zei: het blijft wel een tragedie.

Benali schreef een hedendaagse versie van Shakespeares klassieker, op verzoek van De Toneelmakerij en Theater De Krakeling. Een aansprekend stuk voor jongeren vanaf twaalf jaar werd het, de première gepland voor maart 2020. En toen kwam corona. Maar zaterdag was het dan toch eindelijk zover, in theaterbroedplaats De Sloot.

Benali situeert zijn Hamlet in Amsterdam Nieuw-West en voorziet de weifelende prins van een stuk geboortegrond waarvan je er donder op kunt zeggen dat er iets aan het rotten is: de cohesie in de wijk verdwijnt, overal wordt gebouwd en verrijzen er glanzende wolkenkrabbers voor nieuwe rijkeren, handige sjacheraars kopen gemeentegrond voor een zacht prijsje en verdienen goud geld aan duur verkochte appartementen. Hamlets vader was hier de koning te rijk, maar hij had het goed voor met Nieuw-West – totdat hij op zeker moment onder verdachte omstandigheden in een bouwput om het leven komt. Enter Hamlet, de kroonprins, ontroostbaar.

Veel van het oerverhaal laat Benali intact, maar hij geeft de personages een eigentijdse twist; hij moderniseert hun taalgebruik en laat ze tegelijkertijd even rap van de tongriem gesneden zijn als Shakespeare dat doet, geestig, ad rem. De serieuze thema’s van gentrificatie, graaicultuur en identiteit zijn er vanaf het begin, maar als publiek dein je aanvankelijk lekker mee op de muziek en kun je nog lachen om personages die het niet zo heel nauw nemen met ethische mores.

In regie van Paul Knieriem wisselen de scènes zich in een prettig snel tempo af. De spelers zetten vlot hun rollen neer: Claudius (Sabri Saad El-Hamus) is een charmante schurk; zijn kersverse echtgenote – en moeder van Hamlet – Gertrude een egocentrisch type, niet vies van drugs (Evrim Akyigit in roze broekpak). Om hen heen draaien personages die elk op een of andere manier een slaatje hopen te slaan uit hun connecties met het machtige stel; wat schetsmatig hier en daar maar innemend genoeg en goed voor komieke en/of gênante terzijdes in een fraai duister decor (Han Ruiz Buhrs) van bouwsteigers omspannen met doeken waarop kil verlichte galerijflats en andere urbane sferen worden geprojecteerd.

Tegenhangers van het verdorven duo, puur, maar gedoemd als hun prille liefde voor elkaar, vormen Hamlet en Ophelia. Hier is laatstgenoemde een soort Greta Thunberg, die maar niet ophoudt over het klimaat – grappig en nog overtuigend ook gespeeld door Julia Olsthoorn.

Zo wemelt het van opmerkelijke kleinere vondsten, terwijl de grote voornoemde thema’s langzaam maar zeker steeds prangender worden. Dan is degene die de tragiek van de hele situatie (naast zijn eigen leed als rouwende, verraden zoon) echt invoelbaar maakt Sabri Saddik als Hamlet. Met mooi stil spel, holle ogen in een droef gelaat, zie je zijn hoop en idealen wegsijpelen. Qua intensiteit vindt hij af en toe zijn evenknie in Chiem Vreeken als Laertes, een doodenge witte jongen met foute ideeën, met wie Hamlet zich uiteindelijk meet in de boksring. Het blijft een tragedie.

Foto: Sanne Peper