Het Scapino Ballet Rotterdam vierde eerder dit seizoen het 70-jarig bestaan met de voorstelling TING!, een ambitieus multidisciplinair spektakel waarin dans, live muziek en circus in een bijzondere setting met elkaar verweven raakten. Van het maakproces van deze voorstelling, waarmee choreograaf Ed Wubbe tevens zijn 25ste jaar bij Scapino markeerde, maakte filmregisseur Jan Louter een documentaire. De wereld van Wubbe beleefde gisteravond tijdens het IFFR zijn wereldpremière in de Rotterdamse Schouwburg.

Rondom de filmpresentatie is een bescheiden, afwisselend programma samengesteld dat wordt afgesloten met een kort, vrolijk optreden van de Nits. De opening is aan de dansers van Scapino. Zij dansen delen uit Pablo, de show over het Spanje van Picasso van choreograaf Marcos Morau waarmee het gezelschap momenteel langs de theaters reist.

Danser Mischa van Leeuwen zwaait maniakaal met een pistool, richt het recht op het publiek en vuurt schijnbaar willekeurig, zonder provocatie op de groep dansers tegenover hem. Het wijst vooruit naar enkele thema’s die deze avond langs zullen komen; de laag gevaar die in het werk van de op harmonie ingestelde Wubbe verscholen ligt, de wereld buiten die momenteel zo onderhevig is aan tumult en onrust, en de betekenis van kunst te midden van die onzekere factoren.

Deze thema’s worden benoemd door directeur Bero Beyer van het IFFR die een welkomstwoord uitspreekt en ook door Cees van der Wel, hoofd bijzondere projecten bij RTV Rijnmond die een korte introductie geeft op de film waarvan hij eindredacteur was. Beyer stipt kort maar duidelijk aan in wat voor bijzonder tijdsgewricht deze première plaatsvindt nu Trump op zijn post zit en de chaos laat regeren. Zijn heldere stelling is dat kunst de wereld beter maakt. En dus van belang is.

Van der Wel verdiept zijn pleidooi met een emotionelere laag; noemt hij eerst al het begeleidend schrijven dat bij een subsidieaanvraag voor een filmproject hoort een liefdesbrief, even later bekent hij het niet droog te houden wanneer danseres Bonnie Doets in beeld verschijnt, ‘en al helemaal niet als ze dan ook nog eens met Mischa van Leeuwen begint te dansen’. Het wordt een avond van het hart, en de zaal is mee: wanneer de dansers plaats komen nemen in de zaal krijgen ze een liefdevol en lang applaus van alle aanwezigen.

En dan is het tijd om met eigen ogen te gaan zien hoe, aldus Van der Wel, de film van Jan Louter de kijker recht in de ziel van de choreograaf laat kijken. Wie denkt dat daarvoor een persoonlijk diepte-interview op camera nodig is heeft het mis. Zoals Doets buiten beeld, aan het eind van de film vertelt: wie wil begrijpen wie Wubbe is moet kijken naar zijn werk. Dat omvat alle lagen van de mens die hij is, ook de donkere, gevaarlijke kanten die hij kent.

De makers van de film brengen dat in beeld met gevoelig camerawerk, dicht op de huid van de gefilmden. Zie hoe het oog van de camera mee wiegt met een jongleurs-act met hoeden, hoe de slepende tred met gebogen benen van een danseres haast letterlijk op de voet, laag bij de vloer wordt gevolgd. Dat de makers oplettend zijn geweest bewijst ook de reactie van de dansers die onderwerp zijn in de film: wanneer we ze in het ene shot gezond zien lunchen met salades, fruit en dunne crackers en in het volgende shot zien roken bij het open raam stijgt vanaf hun rij in de zaal een gelach op. Bespied. Betrapt. Hoe menselijk.

Duidelijk legt de film vast dat het werk van de kunstenaar risicovol is, zonder dat feit, of de keuzes daarin, te romantiseren. Die grote gashouder met 1250 stoelen, krijg je daar genoeg publiek in? Komen de mensen wel? In een ander vak zou de onzekerheid misschien veel sneller leiden tot een andere beslissing maar Wubbe zegt: ‘Ik doe het toch, omdat ik denk dat het mij als kunstenaar verder brengt.’

De Nits, de band waarmee Wubbe samenwerkt aan TING!, willen een ouverture spelen; Wubbe heeft geen idee wat het wordt, niemand heeft dat, maar het vertrouwen is er, en blijft. Net als met zijn dansers en zijn kostuumatelier is Wubbe in staat ze via de dialoog hun eigen bijdrage te laten leveren. Zoals Bryndis Brynjolfsdottir het verwoordt spreekt hij met niemand het concept helemaal door, maar geeft hij hier en daar, op intuïtie, nu eens deze en dan weer die een beeld, een inkijkje, en laat die persoon daarmee zelf aan de slag gaan. Zo wordt het werk door vele co-auteurs gemaakt en is die wereld van Wubbe niet zozeer een universum waarin Wubbe zelf de autonome spil is, maar meer een symbiotisch stelsel waar hij een werkend onderdeel van is.

Ook film en dans gaan soms een wonderlijk mooie symbiose aan: ergens middenin het lange en soms lastige repetitieproces is spanning voelbaar in een streng gedanst loopje van Brynjolfsdottir op een staccato, dreigend stuk pianomuziek. De film vertelt ons dat de spanning niet wordt ingelost maar aanhoudt, door in het volgende shot een close-up van een naaimachine te geven en het razende geratel van de ploegende naald te laten horen.

Na afloop vertelt regisseur Louter dat hij vooral trots is dat de film geen inkijkjes biedt in het persoonlijke leven van Wubbe. Het klopt. Op geen enkel moment wordt de hoofdpersoon aan de tand gevoeld over zaken buiten het werk. De film bevat geen persoonlijke uitweidingen, geen shots bij de kunstenaar thuis, of dubbend voor het tandpasta-schap, om hem meer menselijkheid te geven. De focus ligt heel sec op het maken van deze ene dansvoorstelling. Inclusief het zoeken, het beraad, het banale en het soms onverwacht geniale. En daarin ligt de volledige diepte besloten van Wubbe en zijn medewerkers, zowel als kunstenaars als als mensen. Niet welke tandpasta zij kopen is van belang, maar wat ze maken, hoe ze dat doen en waarom. Kunst is menselijkheid.