Aan bewustzijn van de maatschappij en zijn pijnpunten heeft het in het Nederlandse jeugdtheater nooit ontbroken. Thema’s als racisme en discriminatie vormen daarop geen uitzondering. Vorig seizoen werden ze bij de Toneelmakerij al aangesneden in De knettergekke wereld achter het raam van Ad de Bont. Dit seizoen zien we ze terug in De Witte Kamer van Tjeerd Posthuma, bij Theater Sonnevanck. Bij de Toneelmakerij levert Jibbe Willems met Age of Rage een bijdrage aan de reeks.De insteek die Willems kiest voor zijn stuk maakt dat Age of Rage zich al gelijk weet te onderscheiden van andere teksten over racisme. Meer dan op het probleem focust het stuk zich op de dader ervan. Een gewaagde keuze, die evengoed resulteert in een urgente theatertekst.

In de proloog houdt een zwarte politica een campagnetoespraak. In een vervallen volkswijk waarschuwt ze voor dreigende gevaren: ‘dit keer komt het fascisme geruisloos, met een redelijke stem en een vriendelijke glimlach. […] Maar vergis je niet, al verstopt het zich in een tandeloze bejaarde of in een zestienjarig lijfje, het kwaad blijft het kwaad.’ De toespraak wordt al voordat de politica de kans heeft gekregen hem zelf af te maken onderbroken. Wat er gebeurt wordt niet duidelijker dan een niet werkelijk verhelderende regieaanwijzing: ‘Tumult, mensen roepen, iemand schreeuwt ‘hou haar tegen!’. Iemand anders schreeuwt ‘kijk uit!’ de politica schrikt, de camera schudt, het beeld beweegt, we horen de stem van een meisje, ze schreeuwt. Beeld op zwart.’ Er moet iets zijn gebeurd, maar meer dan die feitelijke constatering wordt er niet geboden.

Op die proloog volgen 32 scènes, waarvan pas in de 30ste de precieze toedracht van dit incident duidelijk wordt. In de 29 scènes die daaraan vooraf gaan tekent het zich al wel steeds scherper af. Het moet een racistische daad zijn geweest. Het stuk bestaat uit een afwisseling van dat wat aan het incident vooraf ging en dat wat erop volgt. In een documentaire-achtige montage wisselen scènes over onder meer een schooldag af met scènes van een politiebureau, waar twee agenten de wacht houden.

Door het verhaal van verschillende kanten te naderen, is het stuk een zoektocht naar iets wat nog het meest op begrip van de situatie lijkt. Meer dan een onderzoek naar de toedracht van wat er hier is gebeurd, is het een onderzoek naar de dader ervan. De belager van de zwarte politica blijkt inderdaad een meisje van net zestien.

In de proloog moet ze inderdaad nog het kwaad zijn, zoals door de politica al aangeduid. Maar al vanaf de eerste scène, als het meisje zelf aan het woord komt, wordt duidelijk dat de werkelijkheid complexer is. Het kwaad lijkt ze in ieder geval nog niet direct te zijn. De eerste kennismaking met haar is door middel van een lijstje met tien dingen die ze leuk vindt aan zichzelf, en vijf dingen die ze juist niet leuk vindt, dat ze op advies van een psycholoog maakt. Ze heeft mooie tanden en is slim, maar verder dan acht positieve punten komt ze niet: ‘Negen. Nou ja goed, acht, is het een lijstje van acht, ook goed.’ Met het lijstje van vijf dingen die ze niet leuk vindt aan zichzelf heeft ze daarentegen weinig moeite: ‘Zes. Ik ben arm en dat sucks echt.’

Die armoede is ook gelijk een gegeven dat bepalender is dan het gebrek aan humor dat ze zichzelf toedicht, of de puistjes die ze maar niet weg krijgt. En zelfs bepalender dan haar zevende punt: ‘Ik ben boos. Ik ben de hele tijd zo boos. Ik weet niet waarom ik de hele tijd zo boos ben, maar ik ben het wel.’ Haar leven voelt steeds aan als een strijd om die armoede niet allesbepalend te laten zijn. Zelfs haar boosheid is, hoe oprecht dan ook, nooit helemaal volwaardig. Steeds is er de herinnering aan haar thuissituatie, met ouders in scheiding, een kapotgewerkte vader en een broertje dat bezig is in de criminaliteit af te glijden. Ze zit op het gymnasium, is veelbelovend, maar nooit werkelijk in staat om haar talenten ten volste te benutten. Wat haar niet verhindert het alsnog te proberen, zelfs in de meest machteloze positie:

AGENT 2
Jonge arrestanten. Vragen meteen om hun moeder.

MEISJE
Ik dus niet.

AGENT 2
Of hun vader.

MEISJE
Die komt me echt niet halen.

AGENT 2
Jij beseft je niet in wat voor problemen je zit hè?

MEISJE
Het is jij beseft.

AGENT 2
Wat?

MEISJE
Het is ‘jij beseft niet’ of ‘jij realiseert je niet’
maar niet ‘jij beseft je niet’.

Deze scène in de politiecel lijkt bijna metaforisch te zijn voor het leven van het meisje. Ze heeft gelijk, maar dat is een nutteloos gelijk. In haar scherpte kan ze de agent voorblijven, en zelfs nog zijn taalgebruik corrigeren. Maar door de dialoog heen sluimert het schrijnende van haar leven. De scherpte ervan verandert hoe dan ook weinig aan de situatie, waarin het meisje definitief van iedere macht en status is ontdaan.

Diezelfde machteloosheid komt ook terug in de scènes over haar schooldag. Hier is de machtsverhouding minder expliciet te zien dan in de politiecel. Maar toch is het verschil tussen het meisje en de andere gymnasiumscholieren direct voelbaar. Op het gymnasium is ze door haar afkomst merkbaar een buitenstaander. Medestanders heeft ze niet, alleen tegenstanders. De dialoog heeft de permanente snelheid en scherpte van een groep discussiërende pubers, waardoor ze veel minder dan in de politiecel de mogelijkheid krijgt zichzelf ermee te verdedigen:

LEERLING 3
Die asielzoekers hebben tenminste een excuus, maar wat heb jij?

LEERLING 1
Niks.

LEERLING 3
Lui, dat is geen excuus.

LEERLING 1
Met je pa de hele dag op de bank. Parasiet.

MEISJE
Zo praat je niet over mijn vader.

LEERLING 1
Wij praten zoals wij willen. Vrijheid van meningsuiting, biatch.

Bij het lezen van de titel lijkt Age of Rage in eerste instantie een stuk te zijn over deze tijd, als de tijd van de woede: het tijdperk van de boze burger. Ook bij een blik op de lijst met personages blijft die indruk in stand. Namen worden er niet genoemd, alleen omschrijvingen. Ze lijken nog het best als figuren te beschouwen: MEISJE, POLITICA, AGENT 1, AGENT 2, VADER, BROERTJE, MOEDER, LERAAR, PSYCHOLOOG, LEERLING 1, LEERLING 2, LEERLING 3, CONRECTOR. Van de leraar zullen we er en passant nog achter komen dat ze Janssen heet, maar die naam is niet minder non-descript dan personagetitel zelf.

Zelfs het meisje wordt nergens met naam genoemd. Toch weet ze zich als personage uit die naamloosheid te verheffen, zoals haar hele bestaan bestaat uit pogingen zich te verheffen uit de gegeven omstandigheden. Op die manier dwingt het meisje af dat ze ook als personage steeds serieuzer genomen moet worden. Het is pas later in het stuk dat die titel zich laat lezen als een woordgrap over de leeftijd van het hoofdpersonage. En pas nog later dat de onwennigheid om die titel als meer dan een woordgrap uit te leggen verdwijnt, en de zestien jaar van het meisje ook werkelijk als de leeftijd van woede mag voelen.

Die boosheid richt zich tegen de wereld, en tegen de onverschilligheid waarmee die naar haar situatie lijkt te kijken. Tegen een samenleving waar asielzoekers op medelijden en ondersteuning kunnen rekenen, en haar familie op geen van beide. Die woede richt zich ook tegen de zwarte politica, die in het kader van een les staatsinrichting te gast is op school:

MEISJE
Dus halen we ze maar allemaal hierheen.
De avonturiers en de goudzoekers en de kanspareltjes.
Kunnen ze lekker hier radicaliseren.
Of nee, hoe noemen we het nu? Verward raken.
En maar racisme roepen. Racisme! Racisme!
Het is de schuld van racisme!

POLITICA
Jij hebt geen idee van racisme.

MEISJE
En jij hebt je hele carrière te danken aan racisme.

Daarmee ontstaat een moeilijke tegenstelling: op het punt waarop het meisje is uitgegroeid tot een personage om serieus te nemen is ze tegelijkertijd een personage waarvan je je afvraagt of je haar werkelijk serieus wilt nemen. Hoewel je je in de loop van het stuk af begint te vragen hoe ernstig het racistische incident dat er de aanleiding voor vormt nu werkelijk was blijft het toch een feit dat er iets gebeurd moet zijn. De dader mag dan wel geen rechts-extremistische lone wolf of een op alt-rightfora verzeild geraakte student zijn, maar het meisje is wel degelijk schuldig. In een tijd van klimaatstakende scholieren, even oud als dit personage, lijkt de vraag of je haar serieus moet nemen al buiten het stuk om beantwoord te zijn. Maar binnen het stuk dwingt ze het op een ongemakkelijke manier evengoed zelf al af.

Dat ongemak komt deels ook omdat er tegenover het meisje niet werkelijk personages staan die lang genoeg aanwezig zijn om ze op dezelfde manier als het meisje serieus te kunnen nemen. Een werkelijke antagonist, die evenveel aanspraak kan maken op onze empathie, is er nauwelijks te vinden. De politica is genoeg aan het woord, maar haar rol blijft steken in een karikatuur die van Sylvana Simons nog het meest lijkt weg te hebben, en waarvan teksten als ‘radicale gelijkwaardigheid’ ook werkelijk uit het partijprogramma van Bij1 schijnen te zijn geleend. Het zijn statements die, omdat ze weinig meer zijn dan statements, steeds afstandelijk blijven. De enige werkelijke poging tot een tegengeluid komt van een zwarte agente: ‘Maakt niet uit dat ik een Nederlands paspoort heb, als ik mijn uniform niet aan heb, dat ben ik een dobberneger, een kansparel, een zielepiet, een dief, dealer, junk, steuntrekker, laagopgeleide, werkloze, achterbuurtbewoner, armoedzaaier, wel met gevoel voor ritme, maar toch.’ Toch is ook dat een tegenspraak die, hoewel sympathieker, niet minder als een cliché aanvoelt. Veel meer dan een eenmalig geopperde tegenwerping wordt het niet. En hoewel de agente geen vlak personage is, kan de diepte ervan niet verhullen dat ze niet meer dan een bijfiguur is.

Toch wordt het problematische gedachtegoed van het meisje nergens verhuld of weggemoffeld. Haar redeneringen zijn volgbaar, tot aan het punt waarop we beseffen dat ze dat niet meer zijn. Af en toe slaat ze in haar woede en haar denken over de wereld door, de rationaliteit voorbij. Het zijn de enige momenten waarop de permanent hard-tegen-hard ingezette dialogen worden afgekapt, even stil lijken te vallen.

MEISJE
Misschien kan jij het je veroorloven om niet racistisch te zijn,
maar ik niet.

POLITICA
Hoe bedoel je dat?

MEISJE
Nee dat bedoel ik helemaal niet,
ik ben niet racistisch.

LEERLING 1
Je zegt het net zelf.

POLITICA
tegen de leraar
Ik had op dit niveau niet zulke opmerkingen verwacht.

De gedachtegang van het meisje wordt inzichtelijk gemaakt, maar de uiteindelijke consequenties ervan komen desondanks vervreemdend over. De irrationaliteit ervan wordt voelbaar gemaakt. De moeite waarmee het meisje serieus genomen probeert te worden blijkt gemakkelijk weer verspeeld te kunnen worden.

Toch is de empathie die je met het personage gaat voelen uiteindelijk niet afhankelijk van de mate waarin je mee kunt komen in haar gedachtenwereld. In de allerlaatste scènes onthullen zich uiteindelijk de precieze omstandigheden van het racistische incident dat het stuk in gang heeft gezet. Daar werpt zich de vraag op of haar daad werkelijk verklaard kan worden vanuit problematisch, racistisch gedachtegoed. We zijn ons inmiddels bewust van haar denken op dat gebied, maar haar handelen lijkt daar geen welbewust, goed uitgedacht gevolg van te zijn. Het vindt er zijn oorsprong, maar oorzaak is een groot woord. Evengoed is het de uiterste uiting van frustratie, de grootste schreeuw om aandacht. Al vanaf de eerste scène waarin ze zelf aan het woord is weten we dat er genoeg aan haar en haar leven schort, en daaruit ontstaat de permanente behoefte haar toch maar het voordeel van de twijfel te geven.

Uiteindelijk zijn haar problematische kanten altijd nog af te doen als onvermogen om met haar eigen omstandigheden om te gaan. Ondanks dat het meisje zich permanent lijkt te willen ontworstelen aan de gedachte het product van die omstandigheden te zijn. Dat maakt dat het stuk een wat wrang gevoel achterlaat: het dwingt medelijden af voor een hoofdpersonage dat niet wil dat we medelijden met haar hebben. Ze wil erkend worden als individu, maar toch blijft het ongemakkelijk voelen om dat werkelijk te doen. Het is een dilemma dat zich tot in de laatste scène uitstrekt: als ze verantwoording moet afleggen voor haar daad zal ze voor het eerst echt volwaardig worden bevonden. Juist op het punt dat we in hebben kunnen zien dat ze dat niet werkelijk is.

Lees hier onze recensie over de opvoering van Age of Rage door De Toneelmakerij.