Vorige week ging het Amsterdamse Fringe Festival weer van start. ‘Fringe’ staat bekend als het meest avontuurlijke festival van Nederland, waar jonge makers hun eerste stappen zetten en bezoekers van het ene experiment in het andere vallen. Op zijn vierde festivaldag zag Marijn Lems middeleeuwse taaltovenarij en empathie voor Sisyfus.

Bastiaan Vandendriessche maakte twee jaar geleden op Fringe diepe indruk met zijn monoloog De fuut, waarin hij een man speelde die worstelt met zijn pedofilie, en zichzelf steeds meer toestaat om de grenzen op te zoeken. Op meesterlijke wijze nam de maker het publiek mee in de geest van iemand die de strijd tegen zijn verlangens verliest. Als acteur wist Vandendriessche zijn natuurlijke charmes steeds te combineren met een duistere ondertoon: alsof je steeds op je hoede moest zijn, zonder dat je precies wist waarom.

Die dreigende dubbele laag is ook sterk aanwezig in het begin van Ode aan Buldegart. Vandendriessche verwelkomt ons in de Rode Zaal van De Brakke Grond, waar hij naast een piano een halve cirkel stoelen op de scène heeft geplaatst. Zijn aimabele toon kent een manisch randje: alsof hij veel te veel in zijn nopjes is met hetgene wat hij met ons gaat delen.

Het blijkt slechts het enthousiasme van een taalnerd te zijn. Het personage van Vandendriessche geeft een voordracht van een literair werk dat hij heeft geschreven naar aanleiding van twee namen: Buldegart en Brullejan. Het is een romance met een twist: in bloemrijke taal verhaalt Vandendriessche over twee mensen die elkaar vinden in hun liefde voor elkaars afzichtelijkheid en onaangepastheid. In kleurrijke, archaïsch aandoende bewoordingen laat Vandendriessche zijn protagonisten elkaars puspuisten, vleesrollen en onbehouwenheden bezingen, en ook hun felle en niet zelden gewelddadige botsingen.

Lange tijd is het plezier van de taal en de charmante lofzang op radicale eigenzinnigheid een lust voor het oor. Het gebrek aan ontwikkeling breekt het stuk na de eerste twintig minuten echter op: inhoudelijk heeft Ode aan Buldegart feitelijk niets om het lijf, en de voorstelling moet het daarom hebben van de inventiviteit van de taal. Vandendriessche weet helaas te weinig dynamiek in zijn tekstbehandeling te leggen om de muzikaliteit van de tekst volledig tot haar recht te laten komen, waardoor je als luisteraar steeds meer begint af te dwalen.

Het begin van Een koe weet hoe zij moet bestaan van Dinda Provily en Jurjen Zeelen is meteen fascinerend. Acht acteurs staan in een groepje midden op de scène, ingepakt in een soort vel dat hen onlosmakelijk aan elkaar verbindt. Er ontspint zich een vreemde situatie: twee van de staand slapende mensen schieten wakker en doen verslag van een evenement dat staat te gebeuren: de man die al eeuwen een rots de berg oprolt en steeds weer van voren af aan moet beginnen, lijkt nu dan eindelijk in zijn missie te slagen. De rest schiet ook wakker, wat leidt tot een druk heen en weer gepraat dat tot een crescendo leidt als de man zijn… doel… bij… na… lijkt… te bereikennnn…….., maar zoals zo vele malen daarvoor eindigt het in falen. De acht mede-lijders sluiten hun dagelijkse ritueel af met een krachtige mantra, en vallen weer in slaap.

De steeds opnieuw met minimale wijzigingen uitgevoerde scène is het krachtig eenvoudige hoogtepunt van de voorstelling. De muzikaliteit van de taal en het uitstekende ritmegevoel van de spelers werkt hypnotiserend: in iedere herhaling vallen je andere details op, en steeds meer schetsen de kleine relationele details (zoals de tedere verstandhouding tussen Roán ten Cate en de kinderlijke Lina Heijmans, die slechts met keelgeluiden kan communiceren) een beeld van een gemeenschap met haar eigen rollen, persoonlijkheden en hiërarchie.

Het is daarom ook jammer als de voorspelbaarheid van dit gevangenenbestaan wordt doorbroken. Net als de personages weten de makers zich eigenlijk geen raad met de plotselinge afwezigheid van knellende kaders, en de voorstelling gaat ten onder in een chaos van willekeurig aandoende dialogen en confrontaties. De herhaalde openingsscène blijft echter op je netvlies gegrift als een bijna volmaakt geschetste microkosmos.

Foto: Annelies Verhelst