Een Posse, een farce of klucht, noemde de Oostenrijks-Hongaarse toneelschrijver Ödön von Hórvath zijn stuk Hin und Her uit 1933. Onder de titel Die Brücke beleefde het een jaar later in Schauspielhaus Zürich de première. ’t Barre Land en Tijdelijke Samenscholing brengen het stuk voor het eerst in het Nederlandse theater, begeleid door gitaarspel en zang van Stan Vreeken.

De handeling speelt zich af op een houten brug die de grens markeert tussen twee niet nader genoemde staten. Aan beide zijden van de brug staan grenswachters gereed (Thomas Szamek en Konstantin) om iedereen die de brug wil passeren naar hun paspoort te vragen. Juist midden op de brug staat de drogist Ferdinand, gespeeld door geweldig goed acterende, droogkomische Vincent van den Berg. Hij vist in de rivier maar zijn vrouw (Carole van Ditzhuyzen) heeft te kleine wormen voor hem opgegraven. Het gekissebis tussen dit tweetal en de dromen van de visser zijn slechts kluchtige bijzaken. In Hin und Her verbeeldt Von Horváth een veel aangrijpender en indringender thema. Uiteindelijk treft de drogist het gruwelijke verbod dat hij zijn land niet meer in kan omdat de regels veranderd zijn. Hij heeft die wijziging gemist. En nu is hij statenloos, wanhopig en machteloos wachtend op een brug over een grensrivier.

De tekst is briljant en de acteurs, onder wie ook Margijn Bosch, Michiel Bakker, Sarah Jonker en Yorke Mulder-Bhangoo, brengen die met vertellend spel, humor en intelligente scherpte. Dramaturg Czeslaw de Wijs heeft nauwelijks tekst, maar hij heeft als stil personage wel een bijzondere rol. De speelvloer is leeg, er is af en toe een wisseling in het lichtplan. Dat is alles. Deze eenvoud van enscenering, waarin we de stijl herkennen van Maatschappij Discordia, past goed bij Von Horváths snijdende en pijnlijke analyse van de individuele mens die door regels van ambtenaren en wetten verpletterd wordt. In dit opzicht is Hin und Her een angstwekkende vooruitblik op het nationaal-socialisme. Von Horváth gold in de jaren dertig als een ‘ongewenst’ persoon in Duitsland en greep de Zwitsere première aan om Duitsland te verlaten.

Aan de voorstelling ligt een fraaie choreografie ten grondslag. De grens zien we niet, maar de manier waarop de spelers soms verspreid staan, dan weer in een lijn als aan de oever van de rivier maken visueel duidelijk wat de woorden oproepen. De grenswachten ontnemen degenen die de grens over willen gaan hun identiteit. Ze worden steeds meer een ‘niemand’. De angst niemand te zijn en geen staatsburgerschap te bezitten is een herkenbare en ook actuele angst. Hoewel de gezelschappen ’t Barre Land en Tijdelijke Samenscholing de voorstelling tijdloos brengen, herkent de toeschouwer de actualiteit: het gaat over migranten, mensen die tussen landen heen en weer worden geslingerd, mensen onderweg die geen thuis hebben. Het lege toneel waarop de spelers staan is als het lege land, waarin vluchtelingen zich bevinden, toen – en nu. Prachtig.

Foto: Sofie Knijff