Fotograaf Jan Dirk van der Burg brengt op de Parade de oubollige diashow naar een nieuwe dimensie. Maar liefst 272 foto’s heeft hij voor ons op de rol staan, die hij er in zo’n dertig minuten doorheen jast. Resultaat is een verrassend grappig en bij vlagen immens treurig beeld van de Nederlander door de jaren heen. 

Hij houdt zijn eigen fotografiecarrière ongeveer als chronologie van de voorstelling aan, en dus beginnen we met een prettig-trieste reeks kantoorfotografie, alwaar hij na zijn afstuderen aan de kunstacademie het eerst belandde. Octrooibedrijven, de Belastingdienst, Sociale Zaken – jarennegentigmannen onder systeemplafons die er het beste van maken. Vooral de kantoorverjaardagen zijn prachtig in hun treurigheid. Van der Burg fotografeert bij voorkeur ‘het moment dat de gespreksstof al op is… maar de appelkruimeltaart nog niet’.

Daarna volgen foto’s van lokale inspraakavonden: beelden en audio van de (uitsluitend met zijn eigen voortuin) geëngageerde Nederlander die zijn gelijk komt halen. Verder citeert hij volop uit zijn bekendste werk Olifantenpaadjes – die zandweggetjes die ontstaan omdat mensen consequent een bocht afsnijden. Nederlandse eigenzinnigheid ten top: wij laten ons niet betuttelen door een of andere straatontwerper.

Van der Burg is overigens niet alleen, hij heeft in Flavia Faas een heus showballet en muzikale omlijsting gevonden. Hilarisch is haar geëmotioneerde ballade die uitsluitend bestaat uit Instagram-onderschriften van Yolanthe Cabau van Kasbergen.

Door de aangename slideshow heen zit een mager sentimentje van de fotograaf die zich ingehaald voelt door de moderne tijd en die zich afvraagt of hij niet beter thuis kan blijven. Daar moet de show het verder niet van hebben. Van der Burg geeft met Zie je niet vaak vooral een aanstekelijke bloemlezing uit eigen werk, zo nu en dan eens met gortdroog commentaar, maar meestal spreken de beelden toch voor zich. Zo schetst hij in 272 foto’s een mooi beeld van de ploeterende, nuchtere Nederlander, immer op zoek naar klein geluk.

Foto: Erik van ’t Hof