In zijn nieuwste solo Van Thorhout neemt choreograaf Alexander Vantournhout het begrip mannelijkheid onder de loep. In een fascinerend spel tussen lichaam en object laat hij het publiek de dreiging ervan lijfelijk ervaren. Toch heeft mannelijke kracht maar weinig betekenis als ook niet de andere kant ervan een leven heeft; Vantournhout toont het in een notendop.

Na een aantal groepswerken en duetten is choreograaf Alexander Vantournhout, opgeleid tot circusartiest, terug met een solo. Bokshandschoenen, zwarte schoenen met dikke, hoge zolen, daartussen een hypermobiel, acrobatisch naakt lichaam; wie herinnert zich dit werk niet? Met zijn hilarische solodebuut ANECKXANDER uit 2015 vestigde Vantournhout zijn naam. Waar sta ik nu? Voor een kunstenaar is een solo dikwijls een manier om opnieuw ‘naar binnen’ te kijken. Wat we zien is een tweestrijd. Het publiek plaatst Vantournhout ditmaal dichtbij; rondom een lichthouten rond plateau. Die intieme arena is de ultieme vorm om ook de spanning tussen publiek en performer op scherp te zetten.

Een hand glijdt over het naakte bovenlichaam en grijpt de andere schouder; het is de eerste aanzet van een circulaire beweging die langzaam wordt ingezet. Als een derwisj draait Vantournhout om zijn eigen as, terwijl diezelfde arm in ongewone hoeken meebeweegt. Het geeft de soepele spiraalbeweging iets ongemakkelijks. We laten ons meeglijden in het repetitieve ritme, maar net als we daar lekker in wegzinken wordt de rust onderbroken. De meditatieve draaibeweging transformeert en maakt plaats voor virtuoze spins, waarbij het lichaam behendig in de lucht wordt gegooid en de voeten met een hard geluid op de houten vloer terechtkomen.

Rust en explosiviteit; met die twee elementen speelt deze ruim veertig minuten durende solo vrij nadrukkelijk. Soms staat Vantournhout onverwacht stil en kijkt hij zijn publiek aan, op andere momenten krijgt krijgshaftigheid vorm in strak geordende – aan vechtsport gerelateerde – bewegingssequenties gericht op het publiek.

Het tweede deel van de solo verwijst nog concreter naar die explosieve, mannelijke kracht als een meterslange hamer tevoorschijn komt en Vantournhout haast letterlijk transformeert tot de god van de donder (Thor). Al oogt de beweging gecontroleerd, we duiken het liefst onder de stoel als de lange hamer rondzwiept. Het fallussymbool blijkt veerkrachtiger dan gedacht en kan ook buigen. Tot een echt orgastisch hoogtepunt komt het daardoor niet en dat is dan weer grappig.

De lampen boven de arena kennen twee kleurschakeringen en reflecteren afwisselend een kille of warmere sfeer. Meer dan het werkelijke geluid van lichaam en object is er niet. Zachtheid keert terug als in het derde deel van de solo een tweede object tot leven wordt gewekt en de mannelijke dadendrang met een witte vlag voorgoed gesust wordt. Ook in dit deel is de interactie tussen lichaam en object consequent; virtuoos glijdt en bouncet de vlaggenstok op en rond het lichaam van Vantournhout. Met de zachte wind van het doek dat boven onze hoofden cirkelt, komt ook het publiek ten slotte tot bedaren. Een prachtig poëtisch beeld.

Testosteron, je kan er niet genoeg van hebben maar om te overleven zijn er ook andere middelen nodig. In Van Thorhout rekent Vantournhout definitief af met de overwaardering van de spierbal. Wat dat betekent voor zijn komende stukken, we zullen het zien.

Foto: Bart Grietens