De tribune geeft een adembenemend uitzicht op de Schelphoek, een weidse baai nabij het Zeeuwse dorp Serooskerke op Schouwen-Duiveland. Links dobbert een eenzaam zeiljacht, dat in de baai voor anker ligt. Op het podium voor ons zien we een transparante kubus met daarin de moeder, die lijkt te slapen op haar gestrekte sta-op-stoel. Rechts, ver van haar vandaan, kunnen we nog net haar dochter ontwaren. 

Valavond is een eigen productie van Theaterproductiehuis Zeelandia. De tekst is van Eva Jansen Manenschijn, de regie van Eva Tijken – een inmiddels beproefd duo, dat samen al een aantal voorstellingen heeft gemaakt. Frieda Pittoors speelt de moeder, Indra Cauwels de dochter. Het stuk heeft een langere voorgeschiedenis. Het had eigenlijk vorig jaar in première moeten gaan op het Zeeland Nazomerfestival, als De vrouw bij het raam. De coronarestricties verstoorden dat. 

In plaats daarvan presenteerde het festival een beeld- en geluidsinstallatie, Int/Ext geheten, als onderdeel van een alternatief, coronabestendig programma. Astrid van Eck verzorgde toen de voice-over bij zwart-wit beelden van een huis aan de Oosterschelde, dat model stond voor het huis van de moeder. Ik weet niet wat voor vorm De vrouw bij het raam zou hebben gekregen. Valavond blijft in ieder geval heel dicht bij de vorm van Int/Ext: het is bijna meer een beeld- en geluidsinstallatie dan een voorstelling. 

De moeder wacht al dertig jaar lang op haar man, een visser die op een kwade avond vertrok naar zee en nooit meer terugkwam. Haar dochter is al die tijd bij haar gebleven en heeft zich daardoor een eigen leven ontzegd. Zij maant haar moeder het wachten op te geven en de realiteit onder ogen te zien, maar kan zich er niet toe zetten haar te verlaten. 

Manenschijns tekst geeft dat verhaal bij stukjes en beetjes prijs. Zij laat het aan haar publiek om zelf de puzzel te leggen. Of niet, en zich te verliezen in de woorden en de soundtrack. ‘De tekst spreekt in poëtische raadsels over de betekenis van wachten en vertrekken’, schreef Kester Freriks op deze plek vorig jaar over Int/Ext, ‘over de vergeefsheid van het wachten op iemand die nooit zal terugkeren – maar hoe zeker is dat?’ 

Valavond zit net zo in elkaar, wekt dezelfde sfeer. Vooral de moeder herhaalt heel veel. Ze blijft maar terugkomen op het afscheid van haar man op die laatste avond, toen hij teder haar jurk en haren wat verschoof en haar kuste in haar nek, gadegeslagen door hun dochter. Even frequent keert ze terug naar de pijnen die ze lijdt. ‘Kwalijke zaak’, zegt de moeder steeds als ze het over haar pijnlijke nek heeft. ‘Neem je pijnstillers in’, antwoordt de dochter steevast. ‘Het is tijd om je pijnstillers in te nemen.’ 

Lijdt de moeder aan ouderdomskwalen zoals artrose, of aan een terminale ziekte? Indien het laatste, dan zouden haar herhalingen en gebrek aan realiteitszin kunnen duiden op deliria, of beginnende dementie. Het zou ook kunnen dat moeder al is overleden, en dat we zitten te kijken naar de herinneringen die de dochter aan haar heeft. Al zulke kwesties laat Maneschijn over aan de eigen interpretatie van haar toeschouwers. 

Het enige verhalende element in Valavond, de enige cliffhanger, is de jurk die de moeder droeg op de laatste avond dat ze haar man zag, en die hij voor haar had gekocht, met de opgenaaide tekst Voor mijn dappere vrouw. Op de ‘valavond’ wil moeder die nog één keer aan, omdat er iets ‘te vieren’ valt. Maar dat kan pas als de dochter de jurk heeft hersteld, en daar schiet ze maar niet mee op. 

Voor zover wij kijkers weten op grond van de geboden informatie, komt de jurk die avond niet af. Toch staat de moeder aan het eind op van haar stoel, gooit haar kamerjas af en verlaat de kubus om voor ons te dansen – in de bedoelde jurk. Dan wordt ook de titel van deze voorstelling duidelijk. Door alle pijnen die zij lijdt, voelt de moeder haar lichaam ‘vallen, vallen, vallen’ in een diep zwart gat. Is dit haar doodsdans, of juist haar wederopstanding? Bevrijdt zij zichzelf, of ook haar dochter? 

Het einde is mooi. Ook voor de kijker bijna een bevrijding, na zoveel stagnatie tussen die moeder, dochter en voorgoed verdwenen vader. Voor deze kijker gebeurt er te weinig, biedt Valavond te weinig ontwikkeling, en te veel raadsels. Vandaar ook dat hij voor mij eerder installatie dan voorstelling is. De dochter zit naast de glazen kubus met haar moeder op een soort strandlaken popcorn te eten, en te drinken uit blikjes in de koeltas naast haar. Is dat hoe een vissersdochter wacht op haar vermiste vader? Als een doorsnee strandtoerist? Of is dit beeld een ironisch commentaar van de dochter op het zinloze wachten van haar moeder? 

En wat doen die acht beeldschermen tussen moeder en dochter in, waarop we flarden uit beroemde oude films voorbij zien komen, zoals Brief Encounter (1945) en La Dolce Vita (1960)? Onder het kijken prevelt de dochter hele lappen dialoog, die ze kennelijk uit haar hoofd kent. Waarom? Is oude films kijken therapie voor haar, tijdens het mee wachten met, en verzorgen van haar moeder? Of verbeelden de decennia oude filmfragmenten de nostalgie van de moeder, die al dertig jaar wacht op haar man? 

Of je je door Jansen Manenschijns ambiguïteiten laat meeslepen, is een kwestie van smaak, van persoonlijke voorkeuren. Jansen Manenschijn en Tijken zijn in ieder geval rolvast. Ik heb nooit een eerdere voorstelling van hen gezien, maar afgaand op wat ik erover lees, lijken ze qua methode en sfeer sterk op Valavond

Nog één kanttekening die los staat van de persoon van de kijker. Theaterproductiehuis Zeelandia, en dus ook het Zeeland Nazomerfestival, heeft als expliciete opdracht theater te presenteren met, voor en over de Zeeuwen. Zeeland is een wonderschone provincie met een eigen thematiek. Er wonen minder dan vierhonderdduizend mensen in overwegend kleine stadjes en dorpen, die nog altijd langzaam blijven leeglopen. Zeeland vergrijst dus, en dat is te zien aan de overwegend wat oudere toeschouwers bij de twee Nazomer-voorstellingen die ik dit jaar heb bezocht. 

Zij zullen zich zeker hebben herkend in de spanning tussen moeder en dochter – over moeders koppigheid, en dochters zorg voor haar. Maar Zeeland biedt evengoed hoop en vernieuwing. De huidige economie van de provincie leunt allang niet meer zo zwaar op stoere vissers, die met gevaar voor eigen leven op de Noordzee hun werk doen. Toerisme is minstens zo belangrijk geworden. En ‘vissers’ die oesters en mosselen kweken, in culturen vlakbij de kust, en alleen nog maar hoeven uit te varen om ze te oogsten. 

Als kijker word ik graag verrast. Niet-Zeeuwen – en wie weet, ook veel wél-Zeeuwen – zijn vaak mentaal blijven steken in anachronismen als Zeeuwse klederdracht, of zo’n Op Hoop van Zegen-visser als in Valavond, met vrouw en kinderen smachtend wachtend op het strand. Makers van theater met een sterke Zeeuwse inslag zouden er, dunkt mij, goed aan doen meer aansluiting te zoeken bij het moderne Zeeland, bij de thema’s die wij niet meteen met Zeeland associëren. 

Foto: Koen Broos