Aan de kust van Noorwegen dachten een vrouw en een man rust te krijgen, maar wat doe je als de rusteloosheid in jezelf zit? De Noorse auteur Jon Fosse laat in Een zomerdag zien hoe communicatie de verschillen niet overbrugt. De locatie kon moeilijk mooier: op de dijk in Westkapelle, bij woeste luchten en ondergaande zon.

In de stad voelden ze zich niet op hun gemak, dus waren ze blij met het huis dat ze konden kopen aan de baai. Hij dacht buiten meer rust te krijgen; zij hoopte waarschijnlijk dat ze in de natuur, bij een prachtig uitzicht, nader tot elkaar zouden komen. Maar dat valt tegen. Nu hij buiten woont, vindt hij het stil. Zij wil juist samen genieten van de stilte. Hij wil graag met zijn kleine bootje de zee op, soms een paar keer per dag. Zij probeert hem halfslachtig tegen te houden, maar wil ook niet dat hij om haar thuisblijft. Hij biedt eerst aan om te blijven, maar gaat toch. En blijft lang weg. Een vriendin is inmiddels aangekomen en probeert haar ongerustheid weg te nemen, later met haar man. Ze staan voor het raam en lopen naar zee. De uiteindelijk opgeroepen hulpdienst vindt ’s nachts een houten bootje. Leeg.

Dit klinkt als weinig stof voor een toneelstuk van anderhalf uur. Een zomerdag van Jon Fosse (1959) moet het ook niet hebben van de gebeurtenissen, maar van de taal. Van herhalingen en botsingen bijvoorbeeld. Het woord ‘rusteloos’ valt nogal eens. Regisseuse Ilmer Rozendaal (als jong talent twee jaar verbonden aan Theaterproductiehuis Zeelandia) legt de nadruk op het Pintereske van de dialogen: praten dient hier meer om de stilte te vullen dan om werkelijk contact met een ander te leggen.

De jonge vrouw (Saar Vandenberghe) praat honderduit tegen haar zwijgzame wederhelft (Michaël Bloos): heb je het niet meer naar je zin, hou je niet meer van me, waarom wil je steeds weg. Dat lijkt me niet de ideale benadering, bij een man als die van haar. Hij doet zijn best om zinvol terug te praten, omdat niet communiceren zo bot is, maar de tegenzin druipt ervan af. Hij wil het haar naar de zin maken, maar kan ook niet om zijn eigen behoeften heen. Het wringt aan alle kanten; het is een klein raadsel hoe deze mensen het al zo lang met elkaar uithouden. Hoewel zij tegenover hem nogal dwingend is, lukt het de hoofdrolspelers toch om Fosses taal voldoende ruimte te geven om haar werk te doen.

Behalve om taal gaat het in het stuk om de presentatie van de informatie. De situatie is dat de vrouw die haar man is kwijtgeraakt een jaar of twintig later terugkijkt op de gebeurtenissen van toen. Ilse Uitterlinden speelt die rol met kalme berusting. De vriendin die destijds langskwam (Eva Kijlstra), komt nu weer en wacht weer op haar man. Ze hebben het over vroeger, maar dat leidt niet tot meer inzicht. De oudere vrouw ruimt net die dag spullen op van haar man. Als de vriendin vraagt waarom ze dat ineens doet, weet ze dat niet. Het lukt de mens niet om zichzelf te kennen, lijkt Fosse te zeggen, laat staan de ander. De menselijke natuur laat zich niet beheersen, evenmin als de natuur buiten. In de baai steekt de wind op en gaat het steeds harder regenen. De man komt niet terug. Zelfmoord of een ongeluk? We zullen het nooit weten.

Op de basalten dijk van Westkapelle, aangelegd nadat geallieerde vliegtuigen in 1944 een gat in de dijk hadden gebombardeerd, is een vierkant podium gebouwd. In de belichting werken zon en theatertechniek indrukwekkend samen. Op het podium komt steeds meer water te staan – een referentie aan het open raam, vanwaar de vrouw, later de weduwe over zee kijkt. Gitarist Joram Tornij zorgt voor een sfeervolle begeleiding. Een groep scholeksters vliegt voorbij. Een zomerdag is een van de voorstellingen die het Zeeland Nazomerfestival uniek maken.

Foto: Lex de Meester