In de voorstelling Perhaps all the dragons van Berlin vertelden destijds dertig mensen hun ongeloofwaardige, maar toch waargebeurde verhaal. Een van hen was Geert Jan Jansen, dé meestervervalser. Hij heeft tot zijn ontmaskering in 1994 25 jaar lang Karel Appels, Miró’s, Picasso’s, Matisses en Chagalls kunnen maken zonder dat iemand het merkte. Meer nog, zelfs Karel Appel zag een vervalsing als een echte Karel Appel.

Bij een nabespreking in Amsterdam kwam uit het publiek de vraag of die gehoorde verhalen echt waren. Geert Jan Jansen antwoordde dat dat er niet toe doet. ‘Als de kwaliteit maar goed is.’ Dezelfde avond begonnen de mensen van Berlin (Bart Baele en Yves Degryse) plannen te maken om samen met Jansen een nieuwe productie te maken met de vervalser in de hoofdrol. True Copy is het meer dan geslaagde resultaat, waarin fictie en realiteit tegen elkaar schuren en elkaar aanvullen tot een verhaal over kunst, de kunstwereld en bedrog.

Berlin brengt al meer dan tien jaar documentaire en theater samen. Vaak gaat het om filmmontages die organisch artistiek opgaan in het theatrale kader. Dat kader kan heel divers zijn, van kleine tot grote maquettes waarin iets gebeurt tot interactie tussen de videoschermen onderling en met het publiek. Berlin werkt aan twee reeksen van producties: ‘Holoceen’ zijn onderdompelingen in een stad, met de uitlichting van een faits divers; ‘Horror Vacui’ focust op waargebeurde verhalen. Tot die laatste reeks behoort ook True Copy.

Opvallend is dat Berlin steeds opereert op dat snijpunt van documentaire film/video en theater, maar dat elke productie helemaal anders is dan de vorige. Ook nu. We krijgen een lezing van Geert Jan Jansen, die ingeleid wordt door Yves Degryse tegen een achtergrond van vele geprojecteerde schilderijen. We zien een Picasso, een Matisse, een Hopper, zelfs een Rembrandt. Het zijn allemaal werken van Jansen zelf.

In de lezing krijgen we het verhaal van Jansen zijn carrière. Hoe hij met zijn vervalsingen begon om wat meer geld te verdienen, hoe het wonderwel lukte om een Karel Appel na te maken, hoe hij steeds meer durft, op veilingen succes haalt en hoe hij eigenlijk de hele kunstwereld en vooral de kunsthandel bedriegt en daarmee de hypocrisie van dat wereldje doorprikt.

Het verhaal dat we niet krijgen, is dat over de intrinsieke functies die kunst heeft. Het gaat niet over schoonheid, niet over de ontroering die kunst bij de toeschouwer kan opwekken, niet over emoties en inzichten die kunnen opborrelen, niet over hoe kunst onder de huid van de toeschouwer kan kruipen, nee, de enige waarde van kunst die telt is de financiële waarde.

Kun je nog beroerd worden door een schilderij, als je weet dat je eigenlijk van een vervalsing zit te genieten? Volgens Geert Jan Jansen is 40 procent van wat in de musea hangt, vals. Dat geeft toch te denken. Is dat wel waar? ‘Iedereen weet van vervalsingen, zeker in het kunstwereldje, maar iedereen verkiest te zwijgen’, zo zegt Jansen in een interview. Die kunstensector is heel hypocriet volgens hem. Een kunstenaar die naast mij zit, is na de voorstelling boos, heel boos. Niet op de voorstelling, nee hij vindt wat Berlin ontmaskerd heeft fantastisch, maar hij is wel woest op dat kunstwereldje dat alleen maar oog heeft voor zichzelf en voor de geldwaarde van kunst.

Naast de lezing, krijgen we een kijkje in de ateliers waarin Jansen werkte en werkt. Het levert weer een staaltje van documentaire videokunst op, waarmee Berlin ons al jaren verwent. En dan is True Copy ook nog eens de voorstelling achter die grote vervalsingsstunt die afgelopen november de internationale pers haalde. In 2012 was er een grote kunstroof in Rotterdam, en het spoor van de diefstal leidde naar Roemenië. Daar zou de moeder van een dader al de gestolen werken hebben verbrand. Later begonnen de experts te twijfelen, er zouden toch nog werken bestaan. Berlin laat Geert Jan Jansen het gestolen ‘La tête d’Arlequin’ van Picasso namaken, verstopt dat in een Roemeens bos, stuurt wat berichten uit en de opgraving van dat doek haalt de nieuwsjournaals in 18 Europese landen. De onthulling van de ware toedracht zorgt voor veel woede en verontwaardiging in de kunstsector.

Zo zit er veel in de voorstelling dat verrast en verwondert. De lezing, het atelierbezoek, de interactie met het publiek rond verkoop, alles gebeurt heel speels en geraffineerd. Het is een heerlijk verhaal, dat zich laat horen en zien als een schelmenroman. De picaro die zich door het leven in de kunstsector slaat met bedrog en veel humor. En of het allemaal waar is? Dan denk ik aan de fantastische picareske roman Baudolino van Umberto Eco. Het doet er niet toe of het waar is, als het maar een goed verhaal is. Of zoals Jansen zou zeggen: ‘als het maar kwaliteit heeft’. En hij levert dat, zegt hij. Zijn vervalsingen zijn even goed als het originele werk. Alleen de prijs verschilt als zijn naam onder het doek zou staan en niet die van de vermeende grootmeester. Geert Jan Jansen is een meestervervalser, met nadruk op meester. Dat vindt hij belangrijk. En nee, hij maakte geen kunst, hij maakte kunstjes. Hij kopieerde slechts zelden, hij voegde werken toe aan reeksen tekeningen, studies, portretten, schilderingen van een 18 meesters wier stijl hij perfect kon nabootsen.

Berlin brengt dat verhaal van Jansen helder gedoseerd op de scène. Het gezelschap bewijst dat je met theater zware onderwerpen speels met verbazende humor naar de toeschouwer kan brengen. Het einde is een verrassende onthulling. Bedenk dat niet alleen de schilderkunst vervalsingen kent. Dat wist je natuurlijk al, maar hoe heerlijk is het om die confrontatie te ondergaan. Niet alleen een museumbezoek zal na het zien van deze productie anders zijn. En nu zwijg ik. Zelf gaan kijken, is de boodschap. Nederlandse première op Theaterfestival Boulevard den Bosch.

Foto: Koen Broos