Midden op het podium staat een kartonnen boom, als uit een pop-up boek, maar dan levensgroot. Aan de takken hangen kartonnen huisjes in allerlei kleuren en maten. Een man komt op, hij draagt een kartonnen plaat op zijn hoofd. Voor de boom ontmoet hij een fluitspeler. Hij schudt hem de hand en wil dan weer weglopen, maar de ander dwingt hem terug met zijn fluitspel, als de rattenvanger van Hamelen.

Thuis best – de titel zegt het al – speelt met wat ‘thuis’ is, binnen het referentiekader van de kinderen tussen de 2 en 6 jaar oud, voor wie de voorstelling vooral is bedoeld. Het huis waar je woont? De hutten en tenten die alle kinderen overal op aarde bouwen, als spel? Of is ‘thuis’ vooral een gevoel, in jezelf? Maar Thuis best, dat in première ging op het festival 2turvenhoog, biedt veel meer dan wat de titel belooft. Want als het alleen over ‘thuis’ zou gaan, waarom staat die boom dan zo prominent op het toneel?

‘In Tunesië heeft zowat ieder huis zijn eigen boom’, vertelt na afloop Achref Adhadhi, de Tunesisch-Nederlandse maker die Thuis best heeft bedacht. ‘Meestal is het een olijfboom, die er vaak al generaties lang staat. Hij biedt schaduw in de hitte, het is een plek om samen te komen. Een Tunesisch huis is geen thuis zonder boom.’ Ook die kartonnen plaat op zijn kop heeft een dubbele betekenis. Hij doet niet alleen denken aan de restmaterialen waarmee kinderen hun hutten bouwen. Adhadhi: ‘De meeste Tunesiërs zijn arm, zij bouwen hun huizen met wat er voorhanden is. En zij dragen alle vrachtjes bij voorkeur op hun hoofden.’

Dwars door Thuis best heen loopt ook nog eens een onwaarschijnlijke combinatie van culturen. Wat Adhadhi meebrengt uit Tunesië, clasht en mengt met de bagage van zijn partner op het podium: Kristján Martinsson komt uit IJsland. Dat was een idee van Ingrid Wolff, de artistiek en algemeen directeur van 2turvenhoog. Ze had beiden al eerder zien optreden, en besloot hen te vragen voor haar ontwikkeltraject Jong Beginnen, waarin ze makers op scholen en kinderdagverblijven laat uitproberen wat wel en niet werkt voor een publiek van kleine kinderen.

Adhadhi had ze leren kennen als een soort manisch Duracell-konijn, dat voornamelijk solo’s maakte waarvoor hij alles zelf deed: schrijven, spelen, regisseren, produceren, marketing, opbouwen. ‘Ik dacht: misschien moet hij eens met anderen samenwerken’, vertelde Wolff na afloop van Thuis best, ‘zodat hij zijn energie beter kan kanaliseren.’ Hun eerste optreden samen begon op z’n Adhadhi’s. Achref kreeg autopech, waardoor hij te laat arriveerde, en bij aankomst meteen met Martinsson de speelvloer op moest. ‘Al improviserend maakten we een voorstelling’, vertelt de IJslander. ‘Dat ging zo goed, dat elementen van wat we toen ter plekke bedachten, nog steeds in Thuis best zitten.’

In de voorstelling dragen beiden een overall met dikke strepen in een contrasterende kleur, die lijf, armen en benen benadrukken, als de schematische mannetjes in kindertekeningen. Adhadhi’s pak is wit met zwarte strepen, dat van Martinsson zwart met wit. Daarmee willen zij de contrasten tussen hun culturen illustreren, maar als toeschouwer zie je ook meteen yin en yang in een ander jasje – letterlijk. Martinsson en Adhadhi wonen en werken beiden al jaren in Nederland, spreken vloeiend Nederlands en voelen zich hier thuis. Hun jeugdherinneringen zijn materiaal geworden, dat zij liefdevol en spelenderwijs in hun voorstellingen verwerken.

Martinsson (1986) is van huis uit muzikant – hij studeerde piano aan het Amsterdamse conservatorium, maar speelt ook fluit en accordeon. Hij componeert zelf, treedt op met andere musici in verschillende genres, en lanceerde in 2022 zijn eerste solo-album Stökk. Adhadhi (1987) volgde een opleiding als mimespeler en toneelschrijver in Tunesië, waarvan spelen voor kinderen een vanzelfsprekend onderdeel was. ‘De Tunesische theaterwereld rust op drie pijlers’, legt hij uit. ‘De kleinste is het avantgarde-theater, dat makers en spelers eigenlijk alleen voor en aan elkaar presenteren. Dan heb je de grootschalige, commerciële musicals en familievoorstellingen. Maar de voornaamste pijler is theater voor kinderen.’

In 2015 kwam hij ‘voor de liefde’ naar Nederland. Daar stichtte hij de groep YALLA YALLA, Arabisch voor ‘Kom op! Kom op!’, ‘als hoognodige uitlaatklep tijdens het inburgeren’. Met zijn eerste Nederlandse voorstelling Amboula won hij in 2017 de publieksprijs tijdens het Utrechtse Café Theater Festival. Zijn eerste Nederlandse jeugdvoorstelling was Dikkie Dik & Ik uit 2018.

Al deze sporen uit het verleden komen in Thuis best samen tot een rijk en bont geheel. Het begin, waarin Achref letterlijk danst naar Martinssons pijpen, heeft iets van de slapstick uit de stomme films van Charlie Chaplin en Buster Keaton. Wanneer Adhadhi een hut probeert te bouwen uit kartonnen platen die maar blijven omvallen, speelt hij met ruimte, en de begrenzing daarvan. Als hij een kartonnen huisje uit de boom plukt en probeert daarin te kruipen – hoofd eerst; nee, lukt niet; benen eerst dan; shit, lukt ook niet – gaat het over de dimensies van ruimte, en hoe je je daartoe verhoudt, als kind en als volwassene.

De kinderen die de première van Thuis best bijwoonden, reageerden uitbundig en luidruchtig, van meet af aan. Dé dijenkletser kwam voor hen toen Adhadhi het huisje uit de boom uiteindelijk over zijn kop heen trok: hahaha, alleen zó past het! Voor deze recensent was het hoogtepunt het moment waarop Adhadhi en Martinsson samen Nenni Nenni Jek Ennoum zingen, een slaapliedje dat iedere Tunesiër uit zijn hoofd kent. Gaande deze gouwe ouwe gaat het Arabisch van Adhadhi vloeiend over in Martinssons vrije vertaling naar het IJslands – een van de meest elegante bruggetjes tussen twee scherp contrasterende culturen die ik ooit op een speelvloer geslagen heb zien worden.

Foto’s: Moon Saris