Op Queen Victoria en Queen Elizabeth II na was King George III de langstzittende monarch van het Verenigd Koninkrijk. Hij regeerde van 1760 tot aan zijn dood in 1820 en verzette zich met hand en tand tegen het onafhankelijkheidsstreven van de Amerikaanse kolonies. Zonder succes, zoals bekend. Hij vertoonde absolutistische trekken, verloor gaandeweg zijn verstand en raakte verdwaald in waanideeën.

Peter Maxwell Davies inspireerde in 1969 zijn iconische 8 Songs For a Mad King op deze tragische figuur. Gezien de ontwikkelingen in de Verenigde Staten koos Opera2Day het perfecte moment om deze te bewerken tot muziektheater. Noodgedwongen vond de première 22 januari plaats via livestreaming, vanuit de Koninklijke Schouwburg in Den Haag. Je moest er ook echt ‘live’ bij zijn tussen 20:00 en 21:00 uur: onmiddellijk na de aftiteling ging het scherm op zwart en de voorstelling is niet terug te kijken. Wel zo consequent: ook wie een fysieke theatervoorstelling wil bijwonen moet op een bepaald uur op een bepaalde plek aanwezig zijn.

Het toneelbeeld van Herbert Janse sluit perfect aan bij de waanwereld waarin George zich tegen het eind van zijn leven bewoog. Hij probeerde zijn verzameling goudparkieten liedjes te leren uit zijn draaiorgeltje en de set is omgetoverd tot één grote, kleurrijke volière. De zes musici van het New European Ensemble zijn opgesloten in kooien en uitgedost als vogels van allerlei pluimage, inclusief omineuze lange snavels.

In een enorme hoepel boven het toneel zit een paradijsvogel, glansrijk uitgebeeld door mimespeler Bodine Sutorius. Perfect imiteert zij de voor vogels zo typisch schokkerige bewegingen, soms onbewogen toekijkend, op andere momenten angstaanjagende oerkreten slakend in tweespraak met de Koning. De bariton Charles Johnston dwaalt rond in een badjas, zijn witgesokte voeten gestoken in afgedragen badslippers waarmee hij soms in wanhoop op pvc-buizen ramt.

Hij zwengelt zijn orgeltje aan en verliest zich in eindeloze monologen die door de musici beantwoord worden met een scala aan vogelkreten. Het scherm toont ‘Day 37’, waarna een papegaai op een ouderwetse televisie de koning een goedemorgen wenst. ‘Shall I sing you a song, crap?’ Dit loopt als running gag door de voorstelling, waarbij we uiteindelijk belanden bij ‘Day 311’. Een tweede televisie toont tussendoor documentaires over vogels die ‘met honderdduizenden’ dood uit de hemel neervielen en van een zwarte man uit Brooklyn die zich ‘Bird King’ noemt.

Het muzikale universum is vormgegeven door componist Brendan Feagre. Hij omkleedt de acht liederen van Davies met vervreemdende klanken uit waterflesjes, zelfgemaakte groentefluitjes en eigenzinnige bewerkingen van flarden Händel. Diens muziek was populair tijdens het regime van George III. Opvallend zijn de vele korte glissandi en de driftig over elkaar buitelende motieven, die goed aansluiten bij het origineel van Davies.

Op ‘Day 97’ valt de paradijsvogel uit haar ring, waarna de koning beteuterd haar kapotte verendek oppakt en ‘Dear land of sheep and cabbages’ inzet, het tweede lied van Davies. Schijnbaar moeiteloos manoeuvreert Johnston tussen de allerlaagste en de allerhoogste regionen van zijn stembereik. Twee liederen later klinkt zijn verzuchting ‘God, deliver me from my people…’ in zo’n afgrondelijke laagte dat het pijn doet om te horen.

Inmiddels heeft George gezelschap gekregen van een immense zwarte haan, die hem schijnbaar dreigend omsluipt, maar bij zijn noodkreet ‘The Queen’s name is Esther!’ een troostende hand op zijn hoofd legt. Later dansen ze samen op een pastiche van populaire muziek.

Subtiel verweeft Stefano Pintor verwijzingen naar de situatie in Amerika door zijn regie. Zoals de regen van twitterberichten die plotseling neerdaalt over het scherm: ‘He is crazy!’; ‘Protest now!’; ‘Down with the King!’ Grappig ook zijn de vier gekleurde microfoons waarvoor George een speech afsteekt, net zoals de voor Amerikaanse restaurants zo typische doggybag die hij als ‘kroon’ op zijn hoofd zet. De letters CKN lijken te knipogen naar junkfoodketen Kentucky Fried Chicken.

Een uur lang dolen we mét George door dit wonderlijke, kakofonische vogeluniversum, maar pas aan het slot ontstaat enige ontroering. Dan klinkt het achtste lied van Davies, ‘The Review’, waarin George transformeert tot een objectieve verteller: ‘The king is dead’, stamelt hij, tegen weemoedig dalende lijnen van een eenzame fluit. Nerveuze staccato erupties begeleiden zijn relaas van hoe de koning werd ‘uitgehongerd, geslagen en uitgejouwd’ en ‘de spiegels afdekte om zijn reflectie niet te hoeven zien.’ Een slagwerker jaagt George met trage slagen op een grote trom het podium af, waar hij jammerend in een hoekje wegkruipt.

Dit laatste is puur Peter Maxwell Davies en roept de vraag op waarom Opera2Day zich niet heeft beperkt tot een enscenering van diens ijzersterke stuk. Davies creëert in dertig minuten een hartverscheurend portret van een mens die worstelt met zijn ziekte. Die impact gaat helaas verloren in deze tot een uur opgerekte vorm. Maar The Mad King is prachtig vormgegeven en de uitvoering is uitstekend, dat is ook veel waard.