De geschiedenis wordt bepaald door degenen die het vertellen. Timo Sterckx en Louis Janssens tonen in hun afstudeervoorstelling aan het KASK in Gent dat niet wat er verteld wordt, maar wie het vertelt, een relevant beeld van de geschiedenis schetst. Maar wat blijft er verborgen achter de coulissen van de geschiedenis?

Sterckx staat aanvankelijk voor op het toneel – ontspannen, tikkeltje ongeïnteresseerd soms zelfs – en dreunt de tekst van het boek Europeana, een zeer korte geschiedenis van de twintigste eeuw van Patrik Ourednik uit zijn hoofd op. Renée Leerman zit aan de zijkant, het boek in haar hand, en vult hem aan als hij het soms even niet meer weet.

Ourednik behandelt de geschiedenis verre van lineair, maar als een associatieve stroom aan kleine en grote gebeurtenissen; zo dendert de geschiedenis kriskras door de twintigste eeuw. Het boek wordt vrijwel integraal behandeld. Door de ellenlange stroom aan gebeurtenissen – de voorstelling duurt bijna drieënhalf uur – ontstaat er al snel een distantie tot de inhoud. Slechts eenmaal slaat Sterckx zichtbaar fragmenten over: als er een grote volgspot op het boek gericht staat. Als er te veel aandacht op gericht is, is enige censuur op de historie blijkbaar wenselijk.

In een verder nagenoeg gestript decor hangen zes stoffen panelen: de coulissen van de geschiedenis. Daarachter zien we weliswaar de glimp van anderen, maar ze blijven lange tijd verborgen. Terwijl Sterckx zijn relaas afdraait, is het veel spannender wat daarachter te zien is. Van wie zijn bijvoorbeeld die voeten die al een uur lang achter dat doek uitsteken?

The Greatest Show on Earth gaat over het innemen van ruimte. Lange tijd is dat hoe de Europese geschiedenis werd doorgegeven: vanuit het perspectief van de welgestelde, witte man (Sterckx krijgt gaandeweg een rokkostuum aangemeten), hooguit indien gevraagd gesouffleerd door een dienstbare (witte) vrouw.

Als uiteindelijk Leerman het woord krijgt, is dat niet alleen veel korter, maar ook – in tegenstelling tot Sterckx – met het boek in haar hand, wat haar meteen minder overtuigend maakt. Pas veel later is er ook ruimte voor vertellers die niet wit zijn – alhoewel Lisah Adeaga nog, doordat ook zij tijdens haar relaas hetzelfde kostuum als Sterckx krijgt aangemeten, in een westers keurslijf geduwd wordt. Ze laat het gebeuren, maar net als de geschiedenis, past het haar niet.

Ook de anderen – de zwarte speler Daniël Djissenou en de fladderige Janssens – krijgen uiteindelijk wel het woord, maar toch kan ik me dan niet aan de indruk onttrekken dat dat vooral komt omdat Sterckx – als vertegenwoordiging van de witte alfaman – op dat moment heel hooghartig een stapje terug doet. Alsof hij alleen maar ruimte kan opgeven, als voor iedereen duidelijk is dat hij dat zelf bepaald heeft. En zodra hij dat wilt, neemt hij meteen het woord weer terug. Daar wordt nergens moeilijk over gedaan; juist die alomtegenwoordige vanzelfsprekendheid maakt het pijnlijk.

Zo halen Janssens en Sterckx met dit concept scherp uit naar het witte perspectief van de westerse geschiedschrijving. Inhoudelijk wringt het wel een beetje: het verhaal verandert niet op het moment dat er iemand anders dan Sterckx aan het woord is; vorm en inhoud hebben nagenoeg geen invloed op elkaar. Dat is natuurlijk te lezen als vertegenwoordiging van de allesomvattende dominantie van het witte perspectief, maar heeft een andere blikrichting dan echt geen invloed op het doorgeven van de geschiedenis?

Janssens en Sterckx benadrukken met deze voorstelling dat je niet kunt ontsnappen aan dat perspectief. De consequentie van dat inzicht wordt tot in het extreme doorgevoerd in deze sobere, zeer uitgerekte voorstelling. Dramaturgisch klopt dat helemaal, maar ik mis wel een persoonlijke vertaalslag van dat inzicht. De summiere tekens die de voorstelling verder in zich droeg – het doorgeven van bekertjes water, muziek die eventjes de tekst overstemt, een blikje Coca-Cola – ontregelden noch bevredigden.

Foto: Wannes Cré