Koerden in Turkije en de bevolking van Jammu en Kashmiri in India, twee bevolkingsgroepen aan wie ooit autonomie is beloofd en die nu het nakijken hebben. Over deze twee bevolkingsgroepen gaat de dubbelvoorstelling The Absent Academy van Sipan Sezgin en Agat Sharma.

In de voorstelling is The Absent Academy een instituut waar kennis wordt bewaard die elders ‘vergeten, verwijderd, verdrongen, verborgen, genegeerd of overschreven’ is. Sipan Sezgin en Agat Sharma zijn de ‘docenten’ die deze verloren kennis weer tot leven willen wekken. De dubbelvoorstelling gaat ook over personen die door de omstandigheden gedwongen afwezig zijn geraakt uit hun oorspronkelijke omgeving. Door migratie, of zoals in de tweede voorstelling verdwijning.

In het autobiografische eerste deel ‘Writing a Poem in a Lost Language’ brengt Sipan Sezgin ons een aantal Koerdische woorden bij, dat wil zeggen waarschijnlijk uit één van de als gevolg van de Turkse cultuurpolitiek bijna verdwenen Koerdische talen. De woorden staan op borden geschreven die verspreid over de podiumvloer staan. Het publiek mag de volgorde van de woorden kiezen en dan schrijft Sezgin de vertaling op.

Naarmate we meer woorden leren zien we langzamerhand ook zinnen ontstaan. Die vormen samen de tekst van een wondermooi lied waarvan Sipan ons vervolgens ook de melodie leert. Hij vertelt hoe de Turkse overheid hele landstreken ontvolkte en de bewoners dwong naar de grote steden te migreren, en de Koerdische cultuur te vergeten. Een deel van de jongeren zocht zijn heil in emigratie, zoals Sipan Sezgin, die bij DAS in Amsterdam terecht kwam.

Op zeker moment belt Sipan zijn moeder, thuis in die grote Turkse stad waar ze terecht kwam, mogelijk Diyarbakir in Oost-Turkije, waar Sipan werd geboren en dat tijdens de ontvolking van de Koerdische gebieden verder naar het Oosten fungeerde als ‘Koerden-verzamelplaats’. We zien zijn moeder zien op het scherm van zijn telefoon en zij krijgt via de telefoon ons te zien, en er ontstaat een bijzonder saamhorigheidsgevoel met die vrouw daar ergens in Turkije.

Dat we elkaar niet verstaan doet er helemaal niet toe. En er is nog een middel dat ons tot elkaar brengt, want we hebben net dat lied geleerd, dat we nu voor haar zingen, waarvan we nu een beetje begrijpen waarover het gaat. En zij zingt het voor ons. Vervolgens wordt onze gezamenlijke zang via een computer elektronisch vermenigvuldigd en klinkt het alsof het door een massa van duizenden wordt gezongen. De taal lijkt weer voor even gered, en moeder en zoon zijn weer even bijeen, en wij zijn erbij.

Heel anders loopt het in het tweede deel, dat gaat over Jammu en Kashmir nadat de regering in Delhi een verdrag opzegde dat de bevolking een referendum over autonomie beloofde. Deze afspraak was gemaakt om een einde te maken aan een jarenlange bloedige onafhankelijkheidsstrijd. Na de opzegging door India kwam de bevolking opnieuw in opstand en ook nu was er bloedige repressie.

Centraal staat een moeder wier zoon van de ene op de andere dag verdwenen is na een razzia door het Indiase leger. De moeder blijft hopen. Via tekstborden zien we het verloop van de gebeurtenissen. Maar we krijgen niet te horen hoe het met de zoon, Yusef, afloopt, waardoor we des te meer moeten vrezen dat de moeder tevergeefs wacht.

Het is een voorstelling van de in Nederland werkzame en in Jaipur, Rajasthan, geboren Agat Sharma, ook verbonden aan DAS. Hij treedt op met een zwartwit-geblokte keffiyeh om zijn hoofd, zoals we die kennen uit Jordanië, Irak, Syrië en de Palestijnse gebieden. Legt hij hiermee een parallel tussen de strijd in Jammu en Kashmir met de Palestijnse zaak? Het wordt niet als zodanig uitgesproken, waardoor de vergelijking misschien des te sterker is. En zoals gezegd de keffiyeh is vaste dracht in wel meer gebieden waar ontheemding en verdwijning aan de orde van de dag zijn.

Twee beklemmende voorstellingen met tragische parallellen.

Foto: Annelies Verhelst