In de danssolo Sway laat choreograaf Andreas Hannes zijn ledematen alle kanten opzwaaien. Eerder werkte Hannes een basale beweging als het huppelen systematisch uit, in de fascinerende voorstelling Tremble. In Sway ontbreekt een dergelijke focus.

Bij binnenkomst in de zaal staat Andreas Hannes al op de vloer. Van onder zijn wilde zwarte haardos kijkt hij de voorbijgangers vragend aan. Onder zijn glimmend okergele gymshorts draagt hij grijze kniekousen, een malle combinatie. De zuigende dancebeat die uit de speakers knalt lijkt hij aanvankelijk te negeren. Hij staat stil of loopt een rondje over het podium. Dan, op schijnbaar willekeurige muzikale accenten, zwaait een arm de lucht in. Benen zetten een stap naar voren terwijl het hoofd naar achter zwiept. De bewegingsimpulsen lijken overal in het lichaam te ontstaan en worden ongefilterd doorgegeven. Als Hannes eenmaal in full swing komt zwiepen zijn ledematen alle kanten op en zijn lijf ook. Zijn motoriek houdt het midden tussen een ledepop, een cartoonfiguur en een verward persoon in kennelijke staat 

In deze openingssequentie zet Hannes de controle over zijn lichaam in om een figuur neer te zetten die geen enkele controle lijkt te hebben. Dat is een interessante paradox, die helaas niet wordt uitgewerkt. In plaats daarvan koos Hannes ervoor om niet alleen zijn lichaam te laten swayen, maar ook de dramaturgie. Met een montagetechniek die hij – met een knipoog naar de sciencefictionserie Star Trekwarpen noemt wisselt hij abrupt van sfeer en setting.

In zijn eerdere werk Warping Soul, een choreografie voor vier dansers, pakte dat hypnotiserend uit door de nauwkeurige afstemming van dansers en soundscape. In Sway schiet het alle kanten op, waarbij het belangrijkste bezwaar is dat Hannes warpt zonder de kijker mee te warpen.

Na de ledepopscène ligt Hannes minuten op de grond in het duister terwijl twee hangende, zilverkleurige objecten worden uitgelicht. De grillig gebogen objecten doen aan takken denken. Verschillende warps later zijn dezelfde objecten een kwartslag gedraaid. Mede door windgeluiden en een flikkerende belichting gaat de associatie nu richting onweer en bliksemflits. Een dwingende reden voor deze beeldende intermezzi kon ik niet ontdekken. 

Dat geldt ook voor een scène waarbij Hannes – inmiddels gekleed in een zwarte onesie – stil staat op een geblutst metalen object voor op het podium. Het nummer Sisyphus van indie-folkmuzikant Andrew Bird wordt integraal afgespeeld. In dit lied vraagt de zanger zich af wat er zou gebeuren als de mythische figuur Sisyphos, door de Griekse goden veroordeeld tot het steeds weer een berg oprollen van een zware rots, nu eens zou besluiten die zware last gewoon te laten vallen. ‘Let it roll, let it crash down low’, horen we Bird zingen. Zachtjes zingt Hannes deze regels mee. Tijd om te beklijven krijgt de op zichzelf best mooie rots-scène niet, want Hannes warpt door: naar een dramatisch lied, gezongen door een stevig uitpakkende zangeres en aan het schetterende orkestgeluid te horen afkomstig uit een Spaanse speelfilm uit de sixties. 

Wat Hannes’ eerdere onderzoek naar de huppelbeweging, Tremble, zo spannend maakte was de combinatie van relaxt huppelen en het geconcentreerd onderzoeken van de mogelijkheden van de huppelbeweging. In Sway zie je stukjes van die concentratie in de afzonderlijke scènes, maar een overkoepelende spanningsboog ontbreekt. Een performance die over zwaaien en zwieren wilde gaan is daardoor helaas een voorstelling geworden die zwabbert. 

Foto: Paulina Prokop