In de astrologie wordt het sterrenbeeld Waterman geïllustreerd als een man die water uit een kom schenkt in een waterloop die aan zijn voeten stroomt. Dit kernbeeld keert verschillende malen terug in Ink, de voorstelling die Dimitris Papaioannou zelf (Geklede Man) speelt samen met Suka Horn (Naakte Man). Samen hebben zij deze voorstelling in een eerste versie uitgewerkt tijdens de covid-pandemie. Julidans toont de definitieve versie die verder op tournee gaat door Europa en daarbuiten.

Het hallucinerende universum dat Papaioannou in zijn voorstellingen creëert, is nooit opgebouwd uit betrouwbare stabiele elementen: massief gesteente wordt permeabel, solide houtconstructies desintegreren in een oogwenk, ledematen verzelfstandigen zich van hun tors om een eigen leven te gaan leiden en (veelal naakte) lichamen trotseren het geweld van elementen.

In Ink is water, honderden liters ervan, de belangrijkste kracht: direct als bij aanvang het zwarte voordoek opgaat, wordt de Geklede Man onthuld die in een laag water staat, terwijl een luidruchtige straal water in een boog over de hele breedte van het toneel spuit, tegen de zwarte plastic muren waarmee de ruimte afgesloten lijkt. Dan, met een bruusk en razendsnel gebaar, grijpt hij in het water en haalt daar een octopus uit, het dier waar de voorstelling zijn titel aan ontleent en dat een belangrijke rol zal spelen.

De tweede speler verschijnt op het moment dat de Geklede Man lijkt te mediteren of slapen: is deze verschijning een projectie, een droombeeld, een vleesgeworden verlangen of een angst die zich manifesteert? Hij beweegt zich aanvankelijk als een onderwaterwezen over het toneel, en de Geklede Man heeft de grootste moeite grip te krijgen op dit glibberige wezen. Uiteindelijk lukt het hem wel om het wezen te verschalken en neem het de gedaante aan van de Naakte Man (Suka Horn). De Geklede Man legt een tweede octopus precies op het kruis van de Naakte Man.

Er ontspint zich een spel tussen de Geklede en de Naakte Man dat zich beweegt in het continuüm tussen de twee uiterste polen van tederheid en geweld. Af en toe verdwijnt het onderwaterwezen van het podium en laat hij de Geklede Man achter met het immer aanwezige water, die met dat water lijkt te spelen, of het soms probeert te temmen. Maar het onderwaterwezen keert telkens obstinaat terug met een nieuwe missie, en dat leidt steeds tot een andere interactie.

Die interacties kunnen tot een pijnlijk gevecht leiden, maar net zo goed tot een luchtig speels intermezzo, zoals wanneer de Naakte Man met een heftig spartelende school vissen verschijnt, waaraan ze zich uiteindelijk samen tegoed doen. Later voeren ze getweeën een soort getemde zeeleeuwen-act op, en is er een scène waarbij de twee personages aan touwen opgehangen, een walsje uitvoeren – met de Geklede Man staand op de borstkas van de Naakte Man. Dit wordt weer tenietgedaan als de ene man door de ander met de octopus in zijn hand wordt afgerost.

De voorstelling voelt aan als een reeks achter elkaar geplaatste improvisaties, waartussen op zich geen dwingend verband is: een verhouding voltrekt zich niet volgens de wetten van de logica, het volgende stadium is geen logisch gevolg van het voorgaande. Het verband is volstrekt intuïtief. De dynamische relatie tussen de twee figuren is juist vormgegeven in zijn afwisseling van conflict en consensus.

Het water speelt daarin een hoofdrol, als kracht die kan reinigen maar ook vernietigen: water geldt op zich als levensbrengend element, maar je kunt er net zo goed in verzuipen. Het water, de derde speler in dit spel, is misschien een metafoor voor het gebrek aan beheersing van tomeloze angsten en verlangens, belichaamd in de figuur van het naakte mannelijke waterwezen dat door de Geklede Man opgeroepen is.

Het stromende, spuitende water vormt ook de belangrijkste soundtrack van deze voorstelling. In de eerdere versie was muziek voorzien van onder andere Mahler en Vivaldi. De huidige definitieve versie gebruikt eigen muziek: Teodoor Currentzis heeft met zijn orkest de opname verzorgd van de muziek die Kornilios Selamsis leverde voor de voorstelling en de compositie werkt vooral als subtiele onderstreping van de stilte.

In een interview voorafgaand aan de première in Athene heeft Papaioannou de voorstelling zelf gekarakteriseerd als ‘a dark fantastic journey in relation to desire’. De episode in de voorstelling waarbij er uit de paring tussen de octopus en de Naakte Man een schepsel geboren wordt, een baby die door de Geklede Man zittend gezoogd wordt, is een krachtige verbeelding van deze fantastische reis.

De wereld die Papaioannou creëert is verontrustend en aantrekkelijk tegelijkertijd. Het is opgebouwd uit elementen die gedeeltelijk herkenbaar zijn, maar niet volledig stroken met de geruststellende werkelijkheid. Het Freudiaanse begrip Unheimlichkeit is op deze voorstelling van toepassing: de ervaring wanneer we geconfronteerd worden met iemand die sprekend op ons lijkt maar het toch niet volledig is: een wassen beeld, een buikspreekpop, een clown.

Tegen het eind ontpopt de figuur van de Naakte Man zich tot een mythisch wezen in een overweldigend beeld waarbij hij het hele toneel vult door middenachter zittend te klapwieken met wat reuzevleugels lijken, die de hele breedte van het toneel in beslag nemen. Ook al zijn veel van deze intrigerende beelden niet goed te duiden: de impact is er niet minder om.

Foto: Julian Mommert