Hoe danst een steen? Of een grassprietje? Dit zijn vraagstukken die het Vlaamse dansgezelschap Voetvolk van Lisbeth Gruwez en Maarten van Cauwenberghe uitpluizen tijdens de wereldpremière van hun voorstelling Nomadics, vertoond tijdens Julidans. Ondanks noemenswaardige componenten, voelt de voorstelling waarin natuur centraal staat behoorlijk kunstmatig.

Het begint veelbelovend. Het groepje publieksleden dat voorafgaand aan de voorstelling heeft deelgenomen aan de wandeltocht van twaalf kilometer met het collectief, komt via de achterdeuren het podium oplopen en wordt warm onthaald door het publiek dat al in de theaterstoelen zit. Het is een interessant moment van aanschouwers die elkaar aanschouwen en bewustzijn omtrent groepsvorming, zien en gezien worden. Terwijl het publiek zich installeert en het nog een beetje humt in de theaterstoelen, installeren de dansers zich ook en zonder een concreet beginpunt te markeren wordt er vrij soepel overgegaan tot de voorstelling.

Een aantal dansers begint langzaam heen en weer te deinen op hun plek. Dit verplaatsen van gewicht van been tot been wordt geleidelijk aangevuld en uitgebouwd met andere handelingen, zoals lopen, iets oprapen, elkaars hand vasthouden of grijpen naar de eigen kraag. De dansers laten zich inspireren door elkaar, zoeken elkaar op of stoten elkaar af als subtiele magneetjes.

Hoogstwaarschijnlijk nog onder invloed van de wandeling, ogen de performers kalm, waarbij zij los van de onderlinge focus regelmatig het publiek betrekken, door oogcontact te maken. Het gemeenschappelijk deinen is een hypnotiserend genot voor het oog en echo’s uit de wandeling lijken terug te komen in deze frase. Composities ontstaan organisch en breken ook weer organisch af. Als het proces van tussentijdse mineralisatie een choreografie zou zijn, is dit daar een voorbeeld van.

Tot zover de veelbelovende aspecten. Vanaf nu zal het stuk opbouwen door middel van fragmentarische interpretatieve dansen. Geknielde posities waarin de dansers tussen de vingers  door kijken, symboliseren grassprietjes bewegend in de wind. Een kluit dansers met gebogen ruggen en armen een hoopje stenen. Rollende en verstrengelde lichamen op de vloer ondergrondse wortels. De grassprietjes raken overstuur, de stenen transformeren naar menselijk conflict en de wortels beginnen elektrisch geladen te raken. Lichamen beginnen te beven, er wordt getrokken, geduwd en geluidloos geschreeuwd met uitgestrekte armen en open monden. Het invoegen van deze emoties werkt storend, want voor een stuk waarin natuurlijkheid centraal staat zorgt deze extra laag aan geforceerde emoties voor een afname aan integriteit. De som van opzwepende muziek en fysieke uitbarstingen maakt dat de spanning afvlakt: rode rozen worden rood geverfd.

Wat kan frictie op het podium nog meer zijn dan letterlijke frictie en het tonen van heftige emoties? Wellicht was schuring meer tot stand gekomen als de lichamelijkheid van de dansers juist het tegenovergestelde van intens was geweest. Want intens – op een voortreffelijke manier – was de environmental techno van componist Maarten van Cauwenberghe. Van Cauwenberghe draagt bij aan de dramaturgie door middel van veelzijdige soundscapes waarin geluidsopnames uit eerdere wandelingen zijn verwerkt. Het geluid is dynamisch, gelaagd en bestaat uit verschillende texturen. De intensiteit loopt uiteen van industrieel atmosferisch tot techno, en gedurende het stuk communiceren de dansers en Van Cauwenberghe met elkaar in een vloeiende compositie die de componist live aanstuurt.

Noemenswaardig is ook het lichtontwerp van Jan Maertens. Maertens geeft met licht vorm aan het spectrum van wrijving, door het gebruik van subtiel contrasterende kleuren, gepaste intensiteit waar nodig, natuurlijke overgangen en abstract schurende voorstellen, zoals gekrulde tl-verlichting op de vloer.

Al met al voelt dit stuk als een conflict, maar hoogstwaarschijnlijk niet het conflict dat Voetvolk voor ogen had. De proposities van je publiek leren kennen en de organische dramaturgie in zowel licht, geluid als beweging zijn geslaagd, maar het lijkt erop dat de  choreografische instructies en de belichaming daarvan het stuk naar een afgrond van clichés hebben gewandeld.

Foto: Danny Willems