De Algerijns-Franse choreografe Nacera Belaza staat al voor de derde keer op Julidans. Haar voorstelling Sur le fil uit 2016, die vandaag nog in Podium Mozaïek te zien is, stijgt ver uit boven wat je normaliter aan dans te zien krijgt in Nederland. De voorstelling is overdonderend qua energie en intensiteit, maar ook geraffineerd als een fijnzinnig, potlood getekend, duister stripverhaal.

Drie vrouwen dansen afwisselend wervelende frasen, loopdansend, vallend om hun eigen as. Doorheen de schoonheid van inzet, herhaling en variatie ontstaat een reële ervaring van alledaagse situaties en verheven rituelen. Sur le Fil  is een buitengewoon indrukwekkend amalgaam van oude en nieuwe tradities op het gebied van derwisj, minimalisme en trance.

De voorstelling begint met een piepklein gebaar in het duister. Er klinken kleine krassen of krabben op wat hout zou kunnen zijn of een stevige wortel. Vervolgens betreden de danseressen om en om het toneel op swingende tweekwarts-hoempa die langzaam uit het krabben oprijst. De beat is steady en doet aan country denken, ook door de melodieuze stemmen die er in geloopt zitten.

Sur le Fil betekent zoiets als op het randje of op het laatste moment. De radicale precisie waarmee Belaza haar werk bouwt, wordt versterkt door het risico dat de danseressen nemen. In het halfduister draaiend, op en af het meestal schaars verlichte podium, werkend met constante maar minimale verschuivingen, hebben ze maar weinig houvast in de ruimte. Alles staat of valt bij hun inzet en vertrouwen. Als toeschouwer kun je niet anders dan je aan het verschijnen en verdwijnen overleveren. De variaties fascineren en maken indruk, maar voorbij de virtuositeit produceert het dansen ook een welbepaalde rust.

Een wonderlijk gevoel van intense beweging en stilstand, van transformatie en vereeuwiging ontstaat. Het hoge tempo, de voetjes die niet ophouden in de tweekwartsmaat nog eens dubbel te versnellen, een arm die nog een extra slinger geeft aan de draai – alles leidt tot een onontkoombare voorwaardse tred zonder dat er van zoiets als vooruitgang, bestemming, betekenis of welk drama dan ook sprake lijkt. Vanuit de minimale verschuivingen, die allen waarneembaar zijn, ontrekt de voorstelling zich aan zoiets als een plan. Verwachtingen worden door de drie danseressen in zekere zin met iedere pas teniet gedaan.

In de constante schommel tussen licht en donker, in en uit evenwicht, groeit langzaam een pulserend beeld dat voortdurend verwijst naar hele basale gegevens, zoals gaan en blijven gaan, de plek in en de plek uit, wikken en wegen, loslaten en opnieuw beginnen. Dan ook ontstaan associaties met de straat, het vele gaan en komen daar, en het spel op de hoeken en de pleintjes. Langzaam begint mijn hoofd te reizen. Struikel en slapstick komen voorbij zonder dat het ooit te zien is. Binnenkamers en eenzame nachtelijke uren idem. Een dronken man zelfs, ergens schreeuwend in de nacht, zou niet hebben misstaan.

Cirkelend, spelend met het vallende gewicht van hun lichaam in de draai, versnellend door armen en soms een beentje uit te werpen, schrijven de drie vrouwen ieder een hoogst persoonlijk gevoel van leven en zijn. Nergens grijpt Belaza terug op typische kenmerken van identeit of culturele specifiteit als toeristische trekpleister. Sober tot op het bot en met die Amerikaans aandoende country-stemmen op de achtergrond, haalt ze welbewust het grossieren in vaste, herkenbare culturele vormen onderuit. Nergens ook wordt het dansen groots of meeslepend. Met z’n drieën weten de vrouwen een bijzonder midden aan te houden, van doorwerken, volhouden en gewoon doen.

Wel verwijst de voorstelling op zeker moment heel precies naar de toepassing van trance in de club of disco. Voorbij de helft van Sur le fil wordt het duister opengegooid en klinken de beats ineens heerlijk vervormd en zuigend, zoals het hoort wanneer je ’s nachts te veel gedronken hebt of de pillen hun uitwerking vinden. Nauwgezet bewerkt Belaza de perceptie van haar toeschouwers, als een echte theatermaker, maar met middelen die ver afstaan van het gebruikelijke danstheater.

Helemaal aan het eind draait een danseres – het is Belaza zelf – voor het eerst in het volle licht van een klassieke theaterspot midden op het podium, met zichzelf omarmende gebaren, in een kleine cirkel rond. Haar compagnes staan erbij, en ik vraag mij af of dit een nieuw begin is. Een volgend uur zou geen straf zijn. Na vijftig minuten mogen we eindelijk kijken naar de drie vrouwen, die tot dan toe alleen als gewaardwordingen, in tegenlicht of onderbelicht, voorbijkwamen. Een onwaarschijnlijke zachtheid deelt zich mede. Ik weet eigenlijk ook niet zo goed waarom.

De beats vallen weg en alleen de stemmen blijven over, teruggebracht tot enkele zinnen: ‘They are changing your name, call out your name, they are changing you name, call out your name, they are changing,…’ Belaza laat in het midden of deze identeitswisseling nu de ontwrichtende invloed van het laatkapitalisme betreft, als gevolg van de invloed van de VS en het Westen, of dat het een in deze tijden zeer populaire transformatierite betreft, met behulp van Ayahuasca, Ayurveda of wat dies meer zei. De vijftig minuten gaan voorbij in een zoef, en tegelijkertijd staan ze in je geheugen geschreven als fijne draden van levens die je niet kent, maar waar je je onmiddelijk mee zou kunnen verbinden. En dat is knap.

Foto: Francesca Lanaro