Waarom dragen twee naakte mannen lange hoorns om hun piemel? Waarom dansen ze ballet dat niet op ballet lijkt? Waarom stelen ze een portemonnee van een man uit het publiek? En waarom gebruiken ze een kartonnen bekertje en hun telefoon als geluidsbox, terwijl het theater over veel betere apparatuur beschikt?

Zomaar wat vragen die de voorstelling Specific Place Needs Specific Dance van de Duitse Tian Rotteveel en de Papoea-Indonesische Darlane Litaay oproept. Mocht u hopen op een antwoord in deze recensie, dan moet ik u teleurstellen. Deze recensent heeft er helemaal niets van begrepen. Dat geldt ook voor de performers trouwens. ‘We don’t know exactly what we’ve exchanged with you’, aldus Rotteveel in een verantwoordende brief die hij tegen het einde van de voorstelling voorleest. En toch maakten ze een duidelijk statement met deze daad van doelloosheid op het podium.

In alles lijkt deze voorstelling aan elkaar geknoopt te zijn met willekeurige acties: Litaay doet een paar ballet-achtige sprongetjes, een enorme speaker dreunt met haar trilling door de borstkassen van het publiek, met zachte armbewegingen wiegen Litaay en Rotteveel om beurten wat heen en weer terwijl de ander op zijn telefoon wat muziek opzoekt. En dat doen ze allemaal naakt, op hun peniskoker na dan. Een rode draad of verbondenheid tussen al die aspecten is ver te zoeken. Het lijkt wel alsof ze het publiek in de maling nemen.

En toch is die willekeur waardevol. Het bewust niet gebruiken van de apparatuur (het zaallicht blijft gewoon aan), de kale vloer waar ze op spelen, het televisiescherm dat aanstaat, maar dat vlak voor de voorstelling het podium wordt afgeschoven. Wat over blijft zijn dan twee mannen met peniskokers. Niets meer en niets minder. Je zou denken dat er sprake is van rebellie tegen de conventies van het theater en het gebruik van de ruimte in het theater door de ruimte juist eens anders te gebruiken. Maar ook dat is eigenlijk niet het geval.

In die verantwoordende brief die Rotteveel voorleest, legt hij het allemaal uit. Ze pakten het maakproces op z’n Papoea-Indonesisch aan. En daar komt kunst tot stand tussen de mensen. Je pakt je microfoon en er staan zo driehonderd mensen om je heen, vertelt Rotteveel. Dus dat doen ze hier dan ook maar. Ze maken ter plekke wat kunst, terwijl het publiek ernaar kijkt en zich afvraagt: is dit kunst?

En waarom zou deze Papoea-Indonesische manier van kunst maken niet het theater in mogen? Waarom zien we, heel Europees, alleen maar dramaturgisch kloppende concepten in het theater? ‘To whom belongs the theatre?’, is de vraag die Litaay en Rotteveel aan het publiek stellen. Een terechte vraag. Deze recensie zou kunnen eindigen met de conclusie: wat Specific Place Needs Specific Dance toont, is niet theaterwaardig. Maar dan zou deze recensie bijdragen aan het idee dat het theater voor een bepaald soort kunst bedoeld is. En dat is nu juist het idee dat Specific place needs specific dance probeert te doorbreken.

Specific Place Needs Specific Dance is een daad van democratisering. Litaay en Rotteveel mengen invloeden uit hun culturen op het podium zonder dat het verleden van kolonialisatie en onderdrukking nog een rol speelt. Door bijvoorbeeld allebei de dagelijkse klederdracht van peniskokers in Papoea-Indonesië ook in een westers theater te dragen. Hier staan twee gelijken op het podium, voor wie die gelijkheid zo vanzelfsprekend is dat je er niet meer over hoeft na te denken. Ter plekke, terwijl ze bezig zijn, voeren Litaay en Rotteveel een daad van democratisering uit, door zich het theater toe te eigenen.

Die daad wordt pas duidelijk in de brief met uitleg. Die uitleg is nodig en waardevol in een tijd waarin het theater niet van iedereen is, en we nog aan dat idee moeten wennen.

Dan nog even dit: het is echt niet zo dat twee naakte mannen en een keihard dreunende beat geen ergernis opwekken. Maar daar moet je dan maar even doorheen zitten. Litaay en Rotteveel verdienen lof voor deze dappere daad van democratisering van het theater en de kunst.