Voor de drie kunstenaars van het Groningse WERC Collective kent de digitale wereld weinig geheimen. Omdat ze nadrukkelijk geïnteresseerd zijn in de vraag hoe de digitale en de ‘werkelijke’ wereld elkaar beïnvloeden en daar al jaren onderzoek naar doen, worden ze vaak gevraagd om hun kennis en inzichten te delen. Zo werkten ze al samen met NNT/Club Guy & Roni, het NNO en Noorderzon. Voor dat festival maakten WERC-ers Joachim Rümke, Olav Huizer en Jelle Valk nu The place where we meet, in samenwerking met de dansers Mohammed Yusuf Boss, Juersson Hermanus en Yen-Fang Yu. De laatste is theatermaakster bij het Taiwanese Very Theatre. Corona-gedwongen bevindt zij zich tijdens de voorstellingen in Taipei en spelen de Nederlandse makers hun deel van de voorstelling in de Rabo Studio van Forum Groningen.

In de tijden van Zoom en Skype geen enkel probleem voor digitale slimmeriken, zou je zeggen. Mensen over de hele wereld communiceerden de afgelopen maanden vanachter de eigen webcam, dus waarom zou dat in het theater niet ook kunnen? Het was op voorhand een spannend vooruitzicht, zo’n wereldomspannende voorstelling. Maar het mocht zover niet komen.

Alleen in de eerste tien minuten werd er gezoomd. De Taiwanese cameraman bracht Yen-Fang Yu en het publiek aldaar in beeld en zij zagen ons. ‘Ni Hao!’, riepen de Taiwanezen, ‘Hallo!’, riepen wij. Of we allemaal met de zaklamp op ons mobieltje wilden zwaaien. Dat wilden we.

Het meest in het oog springende aan dit digitale samenzijn was niet de bijna jolige sfeer, maar het feit dat het Taiwanese publiek, allemaal mét mondkapje, dicht op elkaar zat en het Groningse, allemaal zónder mondkapje, op gepaste afstand. Opvallender had het verschil in de wereldwijde aanpak van het virus niet kunnen zijn.

Daarna werd de verbinding verbroken. Very Theatre had ervoor gekozen om niet de voorstelling te spelen, maar om de making of te tonen, WERC had The place where we meet doorontwikkeld.

Eerder dan een afgerond geheel toonde die voorstelling een staalkaart van technisch vernuft. In de zaal was een metershoge kooi van netten opgehangen waarin een gigantische zilveren bal zachtjes heen en weer bewoog. Daarvóór was een bescheiden kamer ingericht: stoel, bed, bureau, wasrekje. Vandaaruit bestuurde Yusuf Boss sensoren en camera’s.

De witte, oplichtende schermpjes die overal aan het net waren opgehangen leken op sterren in de hemel. Verbeeldde die bol dan wellicht een planeet? De onze? Nee, want al snel zakte hij als een plumpudding in elkaar en kreeg Hermanus de beschikking over de hele ruimte. In zijn danssolo lag de nadruk sterk op de bewegingen van de armen.

Yusuf Boss ondertussen legde zichzelf digitaal vast om iets later verknipt op grote schermen geprojecteerd te worden. Of toonden die krankzinnig vervormde beelden nu juist de ledematen van Hermanus? Door de digitale trukendoos wist ik werkelijk niet meer waarnaar ik zat te kijken.

The place where we meet lijkt te cirkelen rond thema’s als afstand en isolement, maar raakte uiteindelijk nergens een gevoelige snaar. Te veel techniek, te veel avatar, te weinig mensen van vlees en bloed.