Je kunt je haast niet voorstellen dat de Nederlandse overheid in de jaren vijftig een behoorlijk stigmatiserend boekje uitgaf, getiteld ‘De Italiaan in het bedrijf’, waarin Twentse fabrieksdirecteuren werden gewaarschuwd voor de passie en het temperament van hun nieuwe ‘gastarbeiders’. Een staaltje etnisch profileren avant la lettre.

Ambtenaren gaven instructies hoe om te gaan met de afwijkende zeden en gewoonten van ‘de emotionele en gepassioneerde Italiaan’ en benadrukten de ontvangst niet te gezellig te maken in verband met de tijdelijkheid van hun verblijf. Nederland had bewust alleen jonge vrijgezelle mannen geworven voor de textielindustrie in Twente, vanwege het personeelstekort én de woningnood. Gezinnen van arbeidsmigranten waren niet welkom. Waar hebben we dat meer gehoord, de laatste tijd?

Ambtenaar Vrielink (Fokke Baarssen) citeert bij aanvang van de voorstelling Spaghettirellen, die afgelopen weekend in de Zwolse Schouwburg Odeon in première ging, uit het daadwerkelijk bestaande instructieboekje. Alsof hij tijdens een parlementaire enquête verantwoording moet afleggen over de knokpartijen tussen lokale brommernozems en boze Italianen (‘meisjesdieven’) kijkt hij droogjes de camera in, om ‘de Nederlandse overheid’ vrij te pleiten van schuld aan ‘De Slag bij Oldenzaal’ in 1961. Met briefjes als ‘verboden voor Italianen’ werden de jonge arbeiders geweigerd bij dansgelegenheden. Dat zette kwaad bloed.

Theatergroep De Jonge Honden uit Zwolle maakte in 2021 – precies zestig jaar na dato – van deze bijna vergeten ‘Spaghettirellen een gloedvolle locatieproductie, met brommende Zündapps en bordjes spaghetti, op de historische grond rond Almelo waar de onlusten zich toen afspeelden. Nu heeft de groep onder leiding van regisseur Jolmer Versteeg er een reizende theatervoorstelling van gemaakt. Met logischerwijs minder brommers, containers, regenbuien en vuurwerk, maar meer nadruk op de personages, de tekst (van Wessel de Vries) en de analogie met deze tijd.

Voortdurend hoor je Vrielink ‘de zorgvuldigheid’ van het overheidshandelen benadrukken. Maar zijn gezichtsuitdrukking, in close-up geprojecteerd op de wand van een sober nagebouwde snackbar, verraden de opportunistische handelsmoraal van de Nederlandse politiek: wel de lusten (goedkope arbeidskrachten), niet de lasten (zorg en aandacht voor de mens achter de werknemer). Het is bijna griezelig hoe de huidige (migratie)politiek daarin mee resoneert.

Door de nadruk op tekst en personages is het in het begin even wennen dat er door een enkele jonge acteur nogal uitbundig wordt geacteerd, op het karikaturale af, zoals bij het welkom met vlaggetjes en spandoek op het station. Ze spelen dan wel dorpstieners, die smachten naar vertier, dat hoeft natuurlijk niet naïef geïllustreerd. Maar vanaf het moment dat liefde én wrijving beide beginnen op te vlammen – bij de schiettent, de snackbar en de disco – raakt de voorstelling op dreef: scheldwoorden vliegen over en weer (‘stinkende, ondankbare spaghettivreter’, ‘bleke, domme aardappel’) en papieren overheidsbeleid vormt het spreekwoordelijke lont in het kruitvat.

De twee muzikanten, live spelend op het dak van een garage, zorgen met een smeuïge sound voor opwinding. Arjen Dijkstra gooit olie op het vuur met zijn grappig gezongen anti-dorpsode over verdwaalde zielen in Oldenzaal. En Sebastiaan Flier pompt op gitaar flink veel kruit in deze als spaghettiwestern uitgevochten confrontatie.

Het zwierige Italiaans-Nederlands van Joshua Albano als Stefano en Billy de Walle als Dante – in de geest van een western aankomend en vertrekkend met een koffer in tegenlicht – zorgt voor een heerlijk zuidelijk temperament. In sterk theatraal contrast met het kort en bondige dialect van de Oldenzalers, waaronder onuitgesproken verlangens schuilgaan.

Zo worstelt de bonkige Herman – een mooie fysieke rol van Jelle Mensink – met ontluikende gevoelens van homoseksualiteit, een lastige dobber voor zijn vriendinnetje Anna (Eva Gebbinck). En dan is daar nog de slimme Yvonne (Miracle van de Ruit), die niets liever wil dan haar Twentse horizon verruimen met een ‘giro du monde’. Maar daarvoor moet ze eerst haar ultraconservatieve, hevig verliefde buurjongen Willem (goed gespeeld door Christopher van Duijn) van zich afschudden.

Als Yvonne aan het slot een volwassen stap zet, zou ze dat eigenlijk niet aan de hand van Stefano moeten doen maar met eigen bagage. Dat zou een mooie emancipatoire vingerwijzing naar deze tijd kunnen zijn, waarbij de broodnodige nieuwsgierigheid naar andere zeden en gewoontes een frisse wind zou kunnen blazen door de benauwde spruitjesluchtmentaliteit van angstige ambtenaren en politici.

Foto: Bart Grietens