Al op jonge leeftijd heeft Marian Mudder last van diverse psychische klachten: ze ontwikkelt bijvoorbeeld angststoornissen, is chronisch vermoeid en neigt naar depressief. Over haar decennialange reis langs uiteenlopende reguliere en alternatieve therapieën, publiceerde ze dit voorjaar het boek Sofasessies. Nu gaat ze met dat verhaal het theater in. Ondertitel: ‘hoe therapie mij niet heeft geholpen en vooral waarom niet.’   

Sofasessies, geregisseerd door Koos Terpstra, is een verhalende, autobiografische voorstelling, waarin Marian Mudder het publiek in eerste instantie meeneemt naar haar jeugd – waarin haar ouders niet met elkaar praten en zij als klein meisje steeds meer in haar eigen hoofd gaat zitten: ze bedenkt een fantasieleven, en lijdt in dat fantasieleven vervolgens nog een geheim leven.

Haar klachten worden naarmate ze ouder wordt steeds groter, dus klopt ze op een gegeven moment aan bij het Riagg, waar ze een psychotherapeut kreeg toegewezen. Die toonde echter meer interesse in zijn eigen sigaar dan in de problemen van Mudder. Zijn conclusie na de intake: ‘U bent volstrekt normaal, u komt niet in aanmerking voor psychotherapie.’

Toen kwam ze via haar toenmalige zwager terecht bij een Speyertherapeut. Ze had een zeer aangenaam kennismakingsgesprek met een man met een grote zeventigjarensnor. ‘De Snor’, noemt ze hem. Met hem ging ze terug naar ‘onverwerkte trauma’s uit haar jeugd en op zoek naar haar ware zelf’. Zo drukte hij haar hand op haar keel, om te kijken of dat bij haar in de wieg ooit gebeurd was. En hij legde zijn hand in haar kruis, om te kijken ze ooit seksueel misbruik verdrongen had. Toen ook de Speyertherapie niet hielp, concludeerde De Snor eenvoudigweg: ‘Dan moet je jezelf maar als invalide beschouwen.’

Vervolgens probeerde ze onder meer Avatar therapie (‘je moet negatieve ervaringen in een doosje doen, een strik eromheen binden en naar de maan sturen’), reïncarnatietherapie, hypnotherapie, nlp, reiki, transcendente meditatie, rebirthing en bondingtherapie. Het mag allemaal niet baten – althans niet duurzaam. Na verloop van tijd valt ze telkens terug in oude angsten en patronen.

Al met al is dat erg vervelend, en zo’n langdurig proces zonder daadwerkelijke vooruitgang is natuurlijk behoorlijk frustrerend. Maar zo één-op-één vertaald naar een theatervoorstelling heeft het iets problematisch: het is voortdurend – zij het in een andere vorm – hetzelfde verhaal; er zit geen enkele ontwikkeling in. Mudder schetst een beeld van een therapie, dat doet ze steeds licht ironiserend, en vervolgens blijkt die therapie al vrij snel geen vruchten af te werpen. Zowel in de inhoud als de toon van haar verhaal herhaalt ze zichzelf voortdurend.

Het einde – waarin ze een erg expliciet pleidooi houdt voor mindfulness en intensieve meditatie – komt domweg uit de lucht vallen. Ongetwijfeld zal dit in haar ervaringen ook zo geweest zijn, maar dat komt de voorstelling niet ten goede. Net zoals dat het voortkabbelen van haar zoektocht niet per definitie een voortkabbelende theatervoorstelling als resultaat had hoeven hebben.

Mudders autobiografische ervaringen ontstijgen nergens zichzelf – en dat maakt Sofasessies tot een nogal particulier egodocument. Mocht ze dan toch iets groters willen vertellen dan alleen haar eigen verhaal, dan lijkt Mudder de discutabele boodschap uit te dragen dat therapeuten uitsluitend ongeïnteresseerde (regulier) of zweverige (alternatief) kwakzalvers zijn. Dat soort figuren zitten er ongetwijfeld volop tussen – en haar beschrijvingen zijn in eerste instantie zowel humoristisch als ontluisterend – maar uiteindelijk schept ze toch een eenduidig beeld waarin ze therapie in het algemeen lijkt af te doen als verspilde moeite.

Foto: WestlandTheater De Naald