Kijkend naar Simple as ABC #3: The Wild Hunt kan ik alleen maar denken: wat een intelligent concept, wat een eerlijke en gevoelige manier om met dit materiaal om te gaan. Toch raakt het project van Thomas Bellinck me niet zó dat ik overga tot enige vorm van actie. Heeft dat dan toch te maken met de vorm die Bellinck koos? Of ben ik, hoe cynisch dat ook klinkt, ‘gewoon’ ‘verzadigd’ van de verhalen over/van vluchtelingen?

Je kan je afvragen of Bellinck wel een regisseur is. Het werk waarmee hij afstudeerde aan de theaterschool RITCS was een interventie (Sans-papiers zingen de Brabançonne in de drie landstalen, 2009) waarbij een groep asielzoekers op het Brusselse Muntplein het Belgische volkslied zong. In 2012 maakte hij furore en toerde breed met het Domo de Eŭropa Historio en Ekzilo, een fictief museum waarin het toekomstige ineenstorten van de Europese Unie op wrange wijze gestalte kreeg in stoffige vitrinekastjes.

Bellinck maakte vooral samen met acteur Jeroen Van der Ven ook theater, maar zijn solowerk rond het Europese migratiemanagement neemt veelal alternatieve vormen aan. Zo was Simple as ABC #1: Man vs Machine (2015) een tableau: een gedetailleerde reconstructie van de controlekamer van het toenmalige grensbewakingsagentschap Frontex. Opvolger Simple as ABC #2: Keep Calm and Validate (2017) kreeg gestalte in een (zwak geregisseerde) musical. En nu is er Simple as ABC #3: The Wild Hunt, waarin Bellinck teruggrijpt naar een museaal concept.

Net zoals bij het Domo gaat het om een imaginair museum, alleen is het eentje waarin we niet hoeven rond te lopen, omdat er weinig te zien is. Vooraan op de theaterbühne staan slechts de kop van Aristoteles, een grote gemuilkorfde (helle)hond en een uitgelicht kastje waarin Bellinck bij het begin van de voorstelling zijn paspoort plaatst – het topstuk van dit museum dat het oeuvre exposeert van zij die dit waardevolle boekje niet bezitten. Achter een gaasdoek op het achterplan lijkt een deel van het museum nog in opbouw (of afbraak): slechts bij momenten zien we verhuiskisten oplichten met ‘fragile’ inhoud.

Om materiaal voor zijn expositie te verzamelen trok Bellinck naar Tunis, Athene en Marseille. Hij tekende verhalen op van vluchtelingen, journalisten, smokkelaars, grenswachters – Bellinck noemt ze consequent ‘experts’. Of wacht, niet Bellinck ‘tekende op’; hij vroeg zijn experts zelf te tekenen, zelf een tafereel te schilderen in louter taal: een betekenisvol moment uit hun verhaal. Een jachttafereel. Het jachtthema, diep verankerd in een westerse romantische traditie, krijgt in de context van het migratiemanagement de allure van een wild hunt, een mensenjacht.

Het is bij die verhalen niet altijd even duidelijk wie jager is, wie prooi. De journalisten die aanvankelijk jagers zijn (op het juiste beeld, het sappigste verhaal) blijken zelf ook aangeschoten wild. Dat we toch denken in zo’n rigide ‘rolverdeling’ komt door Aristoteles, legt Bellinck uit, die zittend op een laag bankje fungeert als museumgids. In de Politica maakt de Griekse filosoof onderscheid tussen zij die ‘van nature’ jagers zijn en zij die moeten dienen, een idee dat al 2500 jaar ons westerse denken bepaalt. Bellinck verdwijnt overigens gauw naar de achtergrond, alsof hij zichzelf uit de expo wil gummen. Het volstaat naar het museum te luisteren.

We horen stemmen in het Arabisch, Grieks, Farsi, Engels en Frans. Ze schetsen ons woord voor woord, verfstreek voor verfstreek, een imaginair kunstwerk. Vluchtelingen worden opgejaagd en in een rivier gegooid, ze worden afgeranseld door de Tunesische politie, er drijven lijken in het water. Verhalen die we misschien kenden of vermoedden, maar nu worden we gedwongen er ons een voorstelling bij te vormen, langzaam en precies, luisterend naar de audiofragmenten van de experts die ons gedetailleerd meenemen in hun gruwelijke verbeelding.

Het auditief maken van kunstwerken is een prachtige manier om enerzijds te ontsnappen aan de ‘standaard’ plaatjes die op ieders netvlies zijn gebrand en die intussen deel uitmaken van wat Bellinck een ‘visuele economie’ noemt: de handel in sensationele beelden rond vluchtelingen die door sommige media louter worden ingezet als ‘materiaal’. Door de experts zelf hun beelden te laten creëren maken ze zich los uit deze passieve positie en krijgen ze de kans om autonoom hun perspectief te ontplooien. Dat Bellinck desondanks de faciliterende instantie is is een paradox waarvan hijzelf zich pijnlijk bewust is, getuige de geste met het paspoort en zijn eigen verdwijnen uit de voorstelling.

Anderzijds verhindert het concept van het imaginaire museum ons om te snel weg te kijken van onwenselijke beelden: we worden meegenomen in het ontstaansproces van het kunstwerk, we zien het als het ware voor onze ogen verschijnen. We bepalen niet zelf welke afstand we innemen, we kunnen ons bijgevolg na een snelle blik dus ook niet moreel tevreden stellen met een ‘ocharme’. Juist door de materiële afwezigheid van het werk zelf worden we gedwongen actief en concreet mee te scheppen, ons te verplaatsen in de schoenen van de experts. Die beweging vat de essentie van wat kunst kan: ons zonder morele superioriteit laten mee-voelen, mee-lijden.

Er lijkt geen ontsnappen aan dit empathische appel. En toch… haak ik af na een paar kunstwerken. Is het te veel? Ben ik te moe? Komt het omdat ik niet slechts kan luisteren en mijn ogen sluiten maar eigenlijk voortdurend de boventiteling moet lezen? Als dit een auditief museum is, waarom kan ik dan niet op eigen tempo rondlopen en de verhalen naar eigen keuze beluisteren? Had Bellinck het concept beter nog radicaler doorgetrokken door The Wild Hunt te presenteren als een echte tentoonstelling, waarbinnen er een meer ruimte en tijd zijn voor reflectie?

Of… is het erger, en ligt het gewoon aan mij? Ontbreekt het me tegenwoordig aan de energie om me beelden rond de vluchtelingencrisis zelfs maar voor te stellen? Plakken de geijkte beelden te sterk aan mijn netvlies? Dat zou wrang zijn, want Bellincks opzet is net om buiten de geijkte paden van die visuele economie te treden. Wat is er tegenwoordig eigenlijk nog nodig om gepriviligeerde westerlingen zoals ik uit hun lethargie te halen? Ik weet het niet, maar de vraag op zich is droevig genoeg.

Foto: Georges Salameh