Het blijft indrukwekkend, de manier waarop Michael Clark ballet uit elkaar plukt en elementen los gebruikt, demonstratief herschikt of in de versneller stopt. Diagonalen worden steevast spiralen, terwijl de impliciete hiërarchieën, over wat boven hoort en wat beneden, wat côté jardin afgaat of juist cour, in hun geheel opzij worden gezet wanneer een arabesk-achtige beweging stomweg parallel aan de vloer wordt uitgevoerd.

Bovendien, waar in het ‘grote’ ballet decoratieve waarde ontstaat door het consequent vermenigvuldigen van lichaamsvorm door het corps de ballet, laat Michael Clark nooit esthetiek ontstaan door gebruik te maken van deze visuele echo-kamer. In plaats daarvan staan de dansers op zichzelf, kwetsbaar soms of juist enigszins heroïsch, met de dure taak de elementen als ‘losse dingen’, individuele objecten en gestes, over het podium te dragen. Het relatief lage tempo maakt dat nog eens extra moeilijk, net zoals (een van mijn favorieten) het achteruit- of terugdansen van materiaal. De ontwrichting haalt de vanzelfsprekendheid van het doen van ballet onderuit, maar bevestigt tegelijkertijd ook de architectuur ervan, in een brede traditie van Trisha Brown, Merce Cunnigham en wie niet het ballet ontvluchtte om er steeds ook weer bij uit te komen.

Tijdens de drieëntwintigste editie van Schrittmacher, een dansfestival dat sinds lange tijd in Aken dans toont en sinds 2010 een Duits-Nederlandse co-productie is met Theater Heerlen, worden in de loop van vijf weken 36 voorstellingen aan beide kanten van de grens getoond. De opening in de staalfabriekshal in Aken-Noord, een prachtige plek, door het Britse 2Faced Dance Company was niet bepaald overtuigend. Heel fysiek werk, maar er waren weinig artistieke overweging te bespeuren op het gebied van compositie of het maken van theater überhaupt. De Michael Clark Company nam met zeven dansers de Nederlandse opening voor zijn rekening en deed dat veel beter. To A Simple Rock ‘n’ Roll … Song bouwt in drie relatief korte delen van een heel sober statement op Satie tot een als sentimental journey op te vatten hommage aan David Bowie, getiteld My Mother, My Dog and CLOWNS!

Quatre Ogives van Satie, songs van Patti Smith en David Bowie’s laatste album (Blackstar), licht en video van Charles Atlas (hoewel het geluid soms erg hard stond, waardoor vooral de eenvoud van de pianopartijen van Satie onnodig hysterische klonken): het blijft interessant hoe simpele ingrediënten en scherpe keuzes tot een even helder als verwarrend theater kunnen leiden. Terwijl toneelbeeld en muziek steeds vetter worden – het kolken van de beelden van Atlas in het middendeel beantwoordt zo aan de verbeelding dat ik moeite heb om nog een danser waar te nemen – blijft de dans relatief rustig en permitteert Clark zich nauwelijks enige versnelling of anderszins vormen van crescendo.

Het groteske van zijn ingrepen, juist in de relatieve rust van de gebaren, bewerkstelligen zo een bepaalde autonomie. Maar gaandeweg de voorstelling krijgen de scènes toch ook iets dramatisch, voorbij de lichtheid van de losse vorm, pure lol en provocatie. Of het aan de afsluiting van een lange tournee lag, of aan de terughoudendheid van Clark om ‘dingen’ echt uit te werken weet ik niet, maar het afstemmen van de verschillende snelheden tussen losgerukte details en het grootse beeld leek niet altijd even scherp. Dit maakt het lastig om als toeschouwer werkelijk tot het werk door te dringen. Maar het blijft buitengewoon fascinerend hoe Clark speelt met aan de ene kant individuen en enkele gestes ten opzichte van zo’n zware traditie, om op andere momenten het geheel in een overdaad van rood-op-rood consequent te laten verzuipen.

Foto: Hugo Glendinning