Als stadskunstenaar van ‘s-Hertogenbosch werd Lucas De Man door de stichting Jheronimus Bosch 500 gevraagd iets te doen met het vijfhonderdste sterfjaar van de bekende Bossche schilder, Jheronimus (postuum Jeroen) Bosch. Hij ging te rade bij Matthijs Rümke, artistiek leider van Het Zuidelijk Toneel, het gezelschap waaraan ook De Man verbonden is. Die gaf zijn jongere collega mee: ‘Vergroot je wereld, begrijp de wereld, ga in gesprek met kunstenaars en word wijzer.’

Dat leidde De Man op een integrerende, tweeledige zoektocht: (1) dwars door de geschiedenis, van het ontstaan van de eerste democratie, ruim vijfhonderd jaar voor Christus, via de renaissance naar het heden, en (2) dwars door het hedendaagse Europa, langs zeventien steden in acht Europese landen, op zoek en in gesprek met denkers en creatieve geesten van nu.

De tijd van Jeroen Bosch (circa 1450-1516) was ook die van Erasmus, Thomas More en Columbus. Europa was in beweging, de renaissance was in volle glorie. Dit waren visionairen: ‘Dat zijn mensen die de wereld zien zoals hij is, of zoals hij zou kunnen zijn.’ Bewapend met boeken als Utopia en Lof der Zotheid reisde De Man in juni van dit jaar, samen met een journalistiek team, dwars door ons continent – terwijl de hashtag #grexit trending was – en in een zwaar door de economische crisis getroffen Madrid voor het eerst een burgemeester werd verkozen die niet uit de politiek kwam. Hij ging in gesprek met visionairen van nu: kunstenaars, ondernemers, journalisten.

En nu, ruim een maand later, staat daar een ontspannen Lucas De Man in de kleine zaal van de Verkadefabriek en doet aanstekelijk verslag van zijn vergaarde kennis. Hoe vers het allemaal ook voor hem nog is blijkt uit twee dingen: enerzijds zijn oprechte, soms bijna kinderlijke enthousiasme – dat ervoor zorgt dat zijn publiek volledig meegezogen wordt in zijn verhaal. Anderzijds ontbreekt wellicht nog een bepaalde afstand die nodig is om het materiaal te selecteren. Het is veel, en niet elke anekdote is even krachtig of sterk verwoord. Daardoor gaat er meer verloren dan je zou willen: de dichtheid aan inhoud is zowel de kracht als de valkuil van deze voorstelling.

Zijn vragen over het hedendaags Europa, kunst en politiek leveren via een divers aanbod antwoorden, inzichten en – uiteraard – nieuwe vragen op. Met aan weerszijden van hem projectieschermen waarop gedeeltes van de interviews die hij hield worden geprojecteerd, neemt hij ons mee op zijn reis. Het is documentair theater, met de nadruk op documentair. Met hier en daar een quizje en slim gedoseerde interactie met de zaal neigt dit nog het meest naar een soort theatercollege.

In het indrukwekkende laatste deel komt de voorstelling nog het meest los van het documentaire karakter; dan kruipt De Man in de huid van Giorgio de Finis, oprichter van het Museo MAAM, een museum voor moderne kunst dat gevestigd is in een oude salamifabriek in de sloppenwijken van Rome. Tweehonderd verschoppelingen uit heel Europa wonen daar, en op uitnodiging van het museum komen diverse kunstenaar aldaar hun werk creëren en exposeren – onder meer in de huizen van de bewoners. Want tweehonderd krakers die uit een leegstaande fabriek worden gezet, dat levert misschien een klein artikel in de krant op,  maar een museum verwoesten, daar begint een overheid niet aan. Kunst beschermt hen en zij beschermen de kunst. Thomas Vanheste schreef er een artikel over op De Correspondent.

Zo eindigt een zoektocht naar Jeroen Bosch in een hoopvol verhaal, waar kunst een niet geringe rol in de samenleving speelt – op grote en kleine schaal. De Man belandt daar met omwegen en uitweidingen, in een charmant, amusant en onderhoudend theatraal kunstcollege.

Foto: Phile Deprez