Van den vos Reynaerde bewerken tot een betoog tegen fossiele brandstoffen en voor vegetarisme, dat klinkt gezocht, en toch werkt het in de jeugdvoorstelling Reinaert de V. van Holland Opera.

Het is een samenwerking tussen Holland Opera, het New European Ensemble en het ensemble van poppentheatermaker Duda Paiva. Dit is de eerste keer dat Holland Opera samenwerkt met een poppentheatermaker, een langgekoesterde wens van artistiek directeur en regisseur Joke Hoolboom. Duda Paiva had al veel vaker muziektheater gemaakt, onder meer de wonderschone samenwerking met het Concertgebouworkest voor een opvoering afgelopen april van Bartóks ballet DeWonderbaarlijke Mandarijn.

Van den vos Reynaerde, het eind dertiende-eeuws ‘episch dierdicht’ in het Middelnederlands, is voor deze voorstelling bewerkt door theatermaker, dichter en kinderboekenschrijver Simon van der Geest, die zich mede liet inspireren door de nieuwe ‘hertaling’ uit 2020 van René Broens.

De muziek is van altviolist en componist Oene van Geel, die zich beweegt tussen de idiomen van geïmproviseerde en geschreven muziek. Reinaert de V. componeerde hij in een jazzy, klassieke stijl waarin we flarden Kurt Weill, Hanns Eisler en Willem Breuker zouden kunnen ontwaren. Maar er is ook een fraaie koorpassage met als knaagdieren verklede meisjes, die een behoorlijk complexe melodie zingen die doet denken aan de muziek die Benjamin Britten voor kinderkoor heeft geschreven; en ja, het meisjeskoor brengt het er prima van af.

Koning Nobel uit de oorspronkelijke fabel is in deze voorstelling getransformeerd tot koningin (mezzosopraan Lucie van Ree). Net als in de fabel, wordt Reinaert de V. (tenor Niek Idelenburg) door het staatshoofd gesommeerd om zich te komen verantwoorden voor alle vossenstreken die hij heeft uitgehaald. Verschillende dieren worden erop uitgestuurd om hem te halen, maar hij weet ze elk om de tuin te leiden en bovendien met hun eigen dubbele moraal te confronteren.

Tybeert de kater (bariton Arnout Lems) blijkt als het er op aankomt zelf net zo bereid tot inbraak als Reinaert. In de oorspronkelijke fabel steelt Reinaert eten uit de voorraadschuur van een pastoor. Tybeert dringt, daartoe aangezet door Reinaert, op zoekt naar muizen ook de schuur binnen en komt vast te zitten in een strik die voor Reinaert was bedoeld. De pastoor komt naakt uit zijn slaapkamer op het geraas afrennen, gevolgd door een vrouw, wat natuurlijk helemaal niet strookt met zijn celibaat. In doodsangst rukt de kat het geslachtsdeel van de pastoor af.

Dat is misschien allemaal minder geschikt voor een kindervoorstelling en in deze versie steelt Tybeert dan ook niet van de pastoor, maar uit de ijskast van de Minister voor Dierenwelzijn. Hij blijft dan met zijn – door Duda Paiva inventief vormgegeven – poot tussen de ijskastdeur vastzitten en kan zich – net als in de fabel – alleen bevrijden door die poot af te rukken.

De Minister voor Dierenwelzijn (Lucie van Ree in een dubbelrol) beweert intussen mooie dingen, maar heeft een dubbele agenda, ze zegt ja, maar doet nee. In een televisie-interview zien we haar opscheppen over wat ze allemaal voor de dierenwereld heeft gedaan, terwijl op de achtergrond die ijskast te zien is, en die zit vol met kippen, worsten en hammen. Als ze dat in de gaten heeft, laat ze de televisieploeg haar schielijk vanuit een andere hoek filmen.

Het lukt uiteindelijk Reinaerts dochter Rosseline (een door de makers toegevoegd personage, gespeeld door Josje Eijkenboom) om haar vader vrij te pleiten. Reinaert erkent zijn dochter nu als echte vos, waarna ze een stoffen bal die ze bij zich droeg uitrolt tot een beeldschoon vormgegeven, signature Duda Paiva jonge vos. Die jonge vos kan even later op een even ingenieuze manier tot een stoffen bal in elkaar worden gerold, zoals een egel of een gordeldier in elkaar rollen.

Ik kan mij voorstellen dat kinderen hier niet genoeg van kunnen krijgen; ik trouwens ook niet, en we worden op onze wenken bediend, want niet alleen de jonge vos, maar ook de poppenhuid van kat Tybeert blijkt in elkaar te kunnen worden gerold en weer uitgerold.

Intussen halen ook de andere zangers en dansers allemaal fraaie capriolen uit met de poppen, onder meer in een spectaculaire scène waarin Oliver Wagstaff al breakdancend in en uit het – ook weer geweldig vormgegeven – kostuum van Ysengrim de Wolf kruipt.

Indirect bracht de voorstelling nóg een idee bij. Al die dieren in de fabel leefden, dwaalden ooit allemaal echt door Nederland. Niet alleen de wolf, die nu is weer inheems is, maar ook de beer en de leeuw. Het theater van de Hollandse Opera bevindt zich in een omgebouwde voormalige loods van de Nederlandse Spoorwegen, op een kwartier lopen vanaf Station Amersfoort Centraal, bereikbaar over een donker bedrijventerrein van de NS. Tijdens de tocht terug naar het station, in de duisternis, realiseer je je dat je hier in het verleden al deze dieren had kunnen tegengekomen, wat in de tijd van het ontstaan van de fabel de normaalste zaak van de wereld was. Misschien is Nederland voor de mens veiliger zonder beren en leeuwen, maar je kunt onderweg terug ook eventjes nadenken over wat de mens heeft aangericht.

Foto: Ben van Duin