In haar eerste solovoorstelling verbindt Khadija El Kharraz Alami autobiografische elementen met het verhaal van Medea. Door de fragmentarische structuur en de spannende speelstijl ontstaat een weerbarstige, emotioneel geladen trip.

Khadija El Kharraz Alami komt vanuit het publiek op. Aarzelt wat. Gaat op een stoel zitten. Kijkt een tijd naar ons. Leunt naar voren om wat te zeggen, ademt in en stopt weer. Weet niet hoe ze moet beginnen. Zegt dat ook. Opnieuw proberen. Kwaad op zichzelf worden. Zichzelf dwingen dan maar te beginnen, hoe dan ook. En zo wordt de toon van Nu ben ik Medea al meteen sterk neergezet: we zien een vrouw in gevecht met zichzelf, vastberaden om eerlijk te zijn en zich kwetsbaar op te stellen, maar zichzelf continu corrigerend en censurerend.

De persoon van Medea speelt hierin een belangrijke rol. Niet alleen verwerkt El Kharraz Alami teksten uit Euripides’ stuk in haar performance, ook functioneert Medea als een alter ego met wie de maker continu in de clinch ligt. Medea speelt de rol van El Kharraz Alami’s giftige zelfkritiek, maar ook haar zelfredzaamheid en haar motor. Als het Medea allemaal wat te traag gaat, of als ze vindt dat de actrice zich schuldig maakt aan indekken of andere vormen van lafheid, roept ze haar hardhandig bij de les.

Deze continue dialoog met zichzelf vergt het uiterste van El Kharraz Alami, en ze zet een weergaloze acteerprestatie neer. Niet alleen wisselt ze voortdurend van emotie en spelinsteek, ook reageert ze op de kleinste reacties van het publiek en weet ze zich steeds met het hier en nu te verbinden. Het maakt de performance tot een aaneenschakeling van dan weer mooie of ontroerende, dan weer lelijke of kitscherige spelimpulsen, die desalniettemin een coherent geheel vormen, omdat ze steeds in het moment lijken te ontstaan.

Naarmate de voorstelling vordert, geeft de fragmentarische structuur steeds meer inzicht in het verleden van de persoon op scène. Het sterke is dat El Kharraz Alami die autobiografische elementen nooit expliciet aan haar idiosyncrasieën verbindt, maar je als toeschouwer wel connecties begint te leggen tussen de ongelukkige jeugd, de bipolaire moeder, de afwezige vader en de complexe vrouw die je voor je ziet. Het heen en weer schakelen naar het verhaal van Medea zorgt er daarbinnen voor dat de voorstelling nooit te eenzijdig een autobiografische vertelling wordt: het doet sterk denken aan de vergelijkbare aanpak die Naomi Velissariou in A Tragedy (simplified) hanteerde.

Maar Nu ben ik Medea moet het natuurlijk juist ook van de hyperpersoonlijke insteek hebben. El Kharraz Alami scheert langs de randen van de afgrond, maar benadert ook de sublimiteit door de ontroerende kwetsbaarheid die ze in haar voorstelling legt. Het geworstel met zichzelf en de manier waarop ze de puzzelstukjes van haar leven vergeefs tot een overzichtelijk geheel probeert te smeden, hebben een ontwapenende werking en getuigen van een hartverscheurende artistieke en persoonlijke generositeit.

Als de stilte van het begin door het prachtige slot wordt geëvenaard, en je als toeschouwer even de ruimte krijgt om het emotionele geweld van de voorbije 75 minuten te verwerken, is de intimiteit van dat moment bijna ondraaglijk mooi. Zo eenvoudig kan menselijk contact dus zijn: dat je met zijn allen in stilte luistert naar een plaat die iemand dierbaar is.

Foto: Casper Koster